vrijdag 30 november 2012

WANDERBACH page 190


- ‘Come on!’ As fast as they can, hoping to break through this whim before it kills them. The white substance that slowly crawls up along his legs hinders the tempo. Not knowing what else to do he falls down and rolls in an attempt to press the sticky layer together. Yard after endless yard he rolls a path what the dog gratefully uses. Get up and fall, roll until the snow waves over him.
Tork doesn’t feel himself anymore, knows that he won’t cope any fifty yards when he unwillingly bumps from the path into some strangled bushes. That he didn’t think of it! All are full leaves. Between the foliage is a gap. Not big, but enough to shelter. The leaves form a natural roof and the room underneath is free of snow. He crawls in, pulls the dog besides him.
Perhaps it’s nothing but delay because the front will be covered again, but it is shelter, a breath pause to think. Shivering he takes off his soaked clothes and grabs a handful of snow to rub himself until he glows. He crawls back and digs under the white carpet. Everything is moist, but the snow is grainy dry and sticks. The ground and vegetation aren’t stained yet.
With his arms full of gain he tigers back to the shelter. Barg watches carefully. Tork takes the knife and cuts a shallow hole in a thick branch that he fills with dry brown moss. A second branch that fits in the hole he sharpens, presses it into the dry filling and starts whirling.
It seems endless; his hands are rough from the abrading wood, but finally the moss starts to glow. He fans the fire, feeds it with more small stuff and branches until leaking flames appear. Patiently he builds the hesitating fire until low flames chase slowly away the cold.
They crouch shivering around the warmth. Tork doesn’t dare to stoke too high, afraid that the protecting roof will melt and they get caught in a numbing puddle. 

- ‘Vooruit!’ Zo snel ze kunnen, in de hoop door de bui te breken voordat die hen noodlottig wordt. Het witte spul dat traag langs zijn benen omhoog kruipt stremt het tempo. Ten einde raad laat hij zich vallen en rolt als poging de plakkende laag samen te drukken. Meter na eindeloze meter rolt hij een pad waar de hond dankbaar gebruik van maakt. Opstaan en vallen, rollen tot de sneeuw over hem heen slaat.
Tork voelt zichzelf niet meer, beseft dat hij het geen vijftig meter meer volhoudt wanneer hij ongewild van het pad tegen een groep ineen gevlochten struiken botst. Dat hij daar niet aan dacht! Alles zit volop in blad. Tussen het lover is een holte. Niet groot, maar genoeg om te schuilen. De bladeren vormen een natuurlijk dak en de ruimte eronder is sneeuwvrij. Hij kruipt erin, trekt de hond naast zich.
Wellicht is het niets dan uitstel want de voorkant zal dichtsneeuwen, maar het is beschutting, een adempauze om te kunnen denken. Rillend trekt hij de doorweekte kleren uit en grijpt handenvol sneeuw om zich in te wrijven tot hij gloeit. Hij kruipt terug en graaft onder het witte tapijt. Alles is vochtig, maar de sneeuw is korrelig droog en plakt. De grond en vegetatie zijn nog niet doorweekt.
Met armen vol buit tijgert hij naar de schuilplaats. Barg kijkt oplettend toe. Tork grijpt het mes en hakt een ondiepe holte in een dikke tak die hij met bruin verdroogd mos vult. Een tweede tak die in de holte past scherpt hij bij, drukt hem in het droge vulsel en begint te draaien.
Het lijkt een eeuwigheid. Zijn handen ruw van het schavende hout, maar eindelijk begint het mos te smeulen. Hij blaast het vuurtje aan, voedt het met meer klein spul en takjes tot er lekkende vlammetjes verschijnen. Geduldig bouwt hij aan het aarzelende vuur tot lage vlammen uiterst traag de kou verdrijven.
Ze hurken bibberend rond de warmte. Tork durft niet te hoog te stoken, bang dat het beschermende dak smelt en ze gevangen raken in een verkleumende modderpoel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten