donderdag 15 november 2012

WANDERBACH page 175


- ‘I shall undress you. Don’t be shy; it’s not the first time that I see a naked man. I have to nurse you so you will recover as soon as possible.’ Deliberate she rubs his body as if it is daily routine. Tork relaxes. It seems as if she works the deprivations of the last days out of him what gives the confidence to cure. More lazy then tired he stretches underneath the crisp sheet. Waja smiles when she leaves to return with an aromatic steaming bowl filled with an unknown porridge of which he doesn’t recognize the taste. Trusting he takes the wooden spoon while hunger drags his stomach. It takes effort not to retch, keep the first mouthfuls inside, but after that he swallows automatically. The food is necessary but exhorting and as soon as the bowl is empty he closes his eyes. He doesn’t notice that the priestess kisses lightly his mouth before she leaves the cabin.

He awakes in dusk. Before she left Waja quenched the candles which stand around the bed as with a dead wake; the low door opening not wide enough to let a lot of light inside. For the first time Tork pays attention to the new environment. The cabin is at least six yards cross-cut and exists in one single room. Except the bed, wide enough for two, there is a small table almost pulled against the bed because Waja used it as a stool during her nursing. It stood between a large number of cushions carefully draped in horseshoe shape just aside the center of the cabin; probably the place where the inhabitant eats and does her work.
At the walls hang a large number of objects that Tork doesn’t recognize. They remind on works of art or attributes for ceremonial use. Almost all of them round, they at least exist from bend forms. 


- ‘Ik zal je uitkleden. Je hoeft je niet te schamen, het is niet de eerste keer dat ik een naakte man zie. Ik moet je verzorgen zodat je zo snel mogelijk herstelt.’ Doelbewust wrijft ze zijn lijf alsof het dagelijkse routine is. Tork ontspant. Het lijkt of ze de ontberingen van de laatste dagen uit hem kneedt wat hem het vertrouwen geeft te zullen genezen. Meer lui dan moe strekt hij onder het kraakheldere laken. Waja glimlacht wanneer ze hem verlaat om terug te keren met een geurig dampende schaal gevuld met een onbekende pap waarvan hij de smaak niet kan thuisbrengen. Vol vertrouwen pakt hij de houten lepel terwijl honger zijn maag samentrekt. Het kost moeite niet te kokhalzen, de eerste happen binnen te houden, maar daarna gaat het vanzelf. Het voedsel is nodig maar uitputtend en zodra de schaal leeg is sluit hij de ogen. Hij merkt niet dat de priesteres licht zijn mond kust voordat ze de hut verlaat.

Hij ontwaakt in schemer. Voordat ze vertrok blies Waja de vetkaarsen uit die als bij een dodenwake rondom het bed staan. De lage deuropening niet ruim genoeg om veel licht binnen te laten. Voor het eerst laat Tork de nieuwe omgeving op zich inwerken. De hut is zeker zes meter in doorsnee en bestaat uit één vertrek. Behalve het bed, breed genoeg voor twee, staat er een laag tafeltje bijna tegen het bed getrokken omdat Waja het als kruk gebruikte tijdens zijn verzorging. Het stond tussen een groot aantal kussens in hoefijzervorm die zorgvuldig gedrapeerd iets terzijde van het middelpunt liggen. Waarschijnlijk de plaats waar de bewoonster eet en haar werkzaamheden uitvoert.
Aan de wanden hangen een groot aantal voorwerpen die Tork niet kan thuisbrengen. Ze doen aan kunstwerken denken of attributen voor ceremonieel gebruik. Haast allemaal rond bestaan ze tenminste uit gebogen vormen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten