She
notices his surprise. ‘We know
these feelings, yet we are no humans strictly speaking. The Gods shaped us. A
long time ago they choose the form of those who created them. Why only women?
We don’t know for sure, but had time to think it over. A woman is subservient
and has less aggression then a man. We are easier to handle, less trended to
resistance. And why should Gods makes themselves difficult? That’s why only
women, we think. But who knows which other motives they had? We are servants, what
doesn’t mean that the Gods entrust us.’
Tork feels mainly uneasy, yet life here seems relaxing
in his still weak condition. He feels more for her then he wants to admit but
is aware of his restless nature. How long will he persist between seventy-two
women? How long before he wants to go hiking, on top or underneath the earth? Besides
there is his promise to Perlwachter. That’s why he asks after the Gods, and
however Waja speaks freely he doesn’t become any wiser. The
servants have a caring task. Nothing more!
Together they visit the central cooking place just
outside the village at the south side, where women not only cook for themselves
but also for the Gods. Bringing and serving happens on row.
The tasks which Waja mentions are
all domestic, and it surprises Tork that Gods’ clothes have to be washed and
ironed. The Gods bathe and the servants assist. It reminds of ancient Temple Virgins :
subservient and helpful and he understands why Waja’s care looked so
professional.
On his question why it is useless to visit the
Gods her answer is short and simple. ‘They won’t notice you. You will be
standing there and probably speak to them and no-one will hear you.’
-
‘Why, are they deaf?’
Ze
ziet zijn verbazing ‘Wij kennen die gevoelens, al zijn wij strikt genomen geen
mensen. De Goden gaven ons vorm. Heel lang geleden kozen zij het uiterlijk van
diegenen die henzelf in het leven riepen. Waarom alleen vrouwen? We weten het
niet zeker, maar hadden tijd erover na te denken. Een vrouw is dienstbaar en
vertoont minder agressie dan de man. We zijn gemakkelijker te hanteren, minder
tot verzet geneigd. En waarom zouden Goden het zich moeilijker maken? Daarom
alleen vrouwen, denken wij. Maar wie weet welke andere motieven meespeelden?
Wij zijn dienaressen, wat niet betekent dat de Goden ons in vertrouwen nemen.’
Tork
voelt zich vooral ongemakkelijk, al lijkt leven hier rustgevend in zijn nog
altijd zwakke toestand. Hij voelt veel meer voor haar dan hij wil bekennen maar
kent zijn onrustige natuur. Hoelang houdt hij het vol tussen tweeënzeventig
vrouwen? Hoelang voordat hij op trektocht wil, op of onder de aarde? Bovendien
is er de belofte aan Perlwachter. Daarom informeert hij naar de Goden, en
hoewel Waja vrijuit antwoordt wordt hij niet veel wijzer. De dienaressen hebben
een verzorgende taak. Niets meer!
Samen
bezoeken ze de centrale kookplaats even buiten het dorp aan de zuidzijde, waar
vrouwen niet alleen voor zichzelf maar ook voor de Goden koken. Het brengen en
serveren gebeurt op toerbeurt. De door Waja genoemde taken zijn allemaal
huishoudelijk en het verbaast Tork dat Godenkleren gewassen en gestreken moeten
worden. De Goden gaan in bad en de dienaressen helpen. Het doet denken aan
antieke tempelmaagden: dienstbaar en behulpzaam en hij begrijpt waarom Waja`s
verplegende zorg zo professioneel leek.
Op
zijn vraag waarom het zinloos is de Goden te bezoeken is haar antwoord kort en
simpel. ‘Ze zullen geen notitie van je nemen. Je zult er staan en
waarschijnlijk het woord tot hen richten en niemand zal je horen.’
-
‘Waarom, zijn ze doof?’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten