woensdag 7 november 2012

WANDERBACH page 168 (chapter 14)


When the crown hits the water Tork presses in panic his hands against his ears. The dog dives flat against the deck. As if the Big Bang is repeated: deafening dry, he thinks that the ship perishes, as if the throwing was equal to lighting a fuse in a munitions depot under the deck, but his eyes observe something completely different. In spite of the apocalyptic noise it are only the sea creatures and all that is stowed on board that shatters. Hundreds small steam clouds dissolve at last where after silence returns.
Tork stares around shocked. He and the dog are not harmed and the bark is intact, sails even, but all the rest is gone. No sign of the monsters, vanished as if they never existed. All goods on board: gone! Just them in an empty bark.
After the shock man and dog start a precise inspection but nothing lasts; nothing to navigate, no crumb of food and no drop of water. A bigger disaster is unthinkable. Not the vaguest stripe of land insight. However not immediately death it seems only delayed. He has no idea how far they are from the other side. He doesn’t even know the direction, probably south because they always went south until now and according to Barg… Tork stares thinking at the dog.
- ‘You can’t talk anymore of course.’ Barg yelps short. ‘That’s what I thought,’ but he remembers that Barg mentioned an eastern course. North is impossible, that’s where they come from, south the most probable, yet he doesn’t know if it is straight south or that he has to give a couple of strikes star~ or larboard, but because the dog said east, and not south~ or northeast, he moves the bark ninety degrees to where has to be south to his idea. 

Zodra de kroon het water raakt drukt Tork in paniek de handen tegen de oren. De hond duikt plat tegen het dek. Alsof de oerknal wordt herhaald: oorverdovend droog, denkt hij dat het schip vergaat, alsof het wegwerpen gelijk stond met het ontsteken van de lont in een onderdeks munitiedepot, maar zijn ogen registreren iets heel anders. Ondanks het apocalyptisch kabaal zijn het alleen de zeewezens en al het gestouwde aan boord dat uiteen spat. Honderden stoomwolkjes lossen tenslotte op waarna de rust weerkeert.
Tork staart geschokt rond. Hij en de hond mankeren niets en de bark is intact, vaart zelfs, maar al het andere is verdwenen. Geen spoor van de monsters, weggevaagd of ze nooit bestonden. Alle goederen aan boord: weg! Alleen zij twee en de lege bark.
Na de schrik beginnen man en hond aan een zorgvuldige inspectie maar er rest niets. Niets om mee te navigeren, geen kruimel te eten en geen druppel water. Een grotere ramp is ondenkbaar. Niet de vaagste streep land in zicht. Hoewel niet onmiddellijk dood lijkt die alleen uitgesteld. Hij heeft geen idee hoever ze van de overkant zijn. Hij kent de richting niet eens, waarschijnlijk zuid omdat ze tot nu toe altijd naar het zuiden trokken en volgens Barg… Tork staart in gedachte naar de hond.
- ‘Je praat natuurlijk niet meer.’ Barg keft kort. ‘Dat dacht ik al.’
Maar hij herinnert zich dat Barg een oostelijke koers noemde. Het noorden is uitgesloten, daar komen ze vandaan, het zuiden het meest waarschijnlijk, al weet hij niet of het pal zuid is of dat hij enkele streken naar stuur~ of bakboord moet oploeven, maar omdat de hond oost zei, en niet zuid~ of noordoost, verlegt hij de bark negentig graden naar waar voor zijn gevoel het zuiden moet zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten