Ons verblijf duurde niet lang en dat was ook niet nodig. Als het mij te veel werd, rust en ontspanning zocht, konden we altijd terug, meende Merlijn: een paar dagen om de batterij op te laden, want dat deed het. De broodnodige rust had gewerkt. Ik voelde me tegen alles opgewassen, al was ik niet jaloers op hun manier van leven. Integendeel!
Ik begreep de nadelen maar al te goed van zulk een oppervlakkige wereld waar het individuele nog versterkt werd, gemeenschapszin volkomen vervangen door artificiële speeltjes en spelletjes, wat niet wegnam dat het een louterend effect op lichaam en geest had. Het belangrijkste verschil met dit grootse pretpark of totale Las Vegas, zo je wilt, was dat het niet commercieel was gericht. Niemand verdiende eraan waardoor het aan iedereen ten goede kwam, of toch tenminste voor zover het ontspanning en vermaak betrof.
Maar het leverde ook niets op, of toch? Ik wist het niet maar keek wel met andere ogen naar de onbeholpen menselijke pogingen van reality-shows, soaps en de overtrokken hoeveelheid evenementen die dan wel niet met hetzelfde doel het leven zagen, want de eerste insteek was in ons geval toch vooral geldelijk gewin, en als je niet draagkrachtig genoeg was dan amuseerde je je maar niet.
Dan was Amuse eerlijker, toch in elk geval naar haar bewoners.
“En nu?”
Merlijn keek me aan, haalde de schouders op. “Even niets”, meende hij toen de deur openvloog en een ouderwetse heer binnenstapte.
“Podmos”, riep Merlijn verheugd om onmiddellijk daarna bezorgd te kijken.
“Het is begonnen!” sprak de gentleman kalm maar beslist.
Ik nam hem op, verbaasd om hier in het woud op negentiende eeuwse grandeur te stuiten. Een rijzig heerschap in een wijd fladderende zwarte mantel terwijl de hoge hoed hem nog langer deed lijken hield hij een ebbenhouten stok met zilveren knop in beide handen en was geschoeid in glimmend lakleer.
“Dan moet ik gaan!” Merlijn keek me aan.
“Ik mag niet mee?”
De tovenaar krabde zijn baard, keek naar Podmos. “Eigenlijk… Hij heeft al aardig wat ervaring opgedaan. Hij zou ons van nut kunnen zijn…”
De heer knikte. “Dood gaan we toch”, sprak hij raadselachtig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten