Ik hoefde niet onmiddellijk verder op onze wervelende tocht van bliksembezoeken aan zo mogelijk alle Handelese culturen, en zei dat ook. Ik was die oppervlakkige bezoekjes moe. Bovendien beviel het mij bij het Boomvolk en was ik nieuwsgierig naar het uitgestrekte woud dat ik maar wat graag wilde verkennen.
Joos keek bedenkelijk “Waarom?”, maar Merlijn nam het voor mij op.
“Hij is een trekker. Zoveel natuur kan hij niet negeren, dat moet worden onderzocht”, glimlachte hij.
“Hoe wil hij dat doen? Er is geen transport!”
Ik lachte. “Dat is juist het leuke aan ongerepte gebieden. Je moet te voet.”
“Te voet?”, gruwde onze gids. “In zo’n donker woud met enge beesten? Mij niet gezien. Ik wacht hier wel. Hier is tenminste nog iets van comfort. Daarbuiten…”, hij moest er niet aan denken. “Hoeveel uren blijf je weg?”
“Uren?” reageerde ik verbaasd. “Aan uren heb ik niets. Dat kan ik van hieruit zien. Ik wil dagen kunnen rondtrekken!”
Merlijn grijnsde. “Ik stel voor dat jij terugkeert naar je eigen bezigheden en over een week of twee weer hier bent om onze bezoekreeks voort te zetten”, stelde hij voor en Joos knikte.
“Als jullie dan nog leven”, sprak hij mistroostig “Twee weken in dit woud. Er waren er die er nooit van terugkeerden.”
Ik keek naar de tovenaar die zijn schouders ophaalde. “Waarschijnlijk leven ze nu ergens tussen de bomen.”
“Zijn er gevaren in het woud?” wilde ik weten.
“Zeker, maar geen waaraan jij als ervaren trekker niet gewoon bent. Je bent degelijk gekleed en beschermd tegen beten van insecten of spinnen. Je moet een slang niet op zijn staart gaan staan en de meeste dieren slaan op de vlucht omdat ze jou eerder opmerken dan jij hen…”
“En waar slaapt hij dan?” wilde Joos weten.
“Onder dat enorme dak van takken en bladeren.”
“Zonder bescherming? Gewoon op de grond?” De Handelees verklaarde mij in stilte voor gek. “Waarom maak je geen korte wandelingen zodat je tenminste ’s avonds en ’s nachts onderdak bent?”
Ik deed zelfs geen moeite om te antwoorden maar wendde me tot Merlijn. “Ik heb wel iets van een uitrusting nodig. Mijn rugzak met spullen staat in jouw hut.”
“Dat komt wel in orde”, stelde hij mij gerust. “Dit volk leeft met de natuur. Ze zullen je wel het nodige ter beschikking stellen.”
We namen afscheid van Joos die het helemaal niet beviel dat hij ons zo achterliet en toen Merlijn hem zei dat hij zich om hem al helemaal geen zorgen hoefde te maken omdat hij bij het Boomvolk zou blijven, drong het tot de gids door dat ik van plan was om helemaal alleen door die levensgevaarlijke natuur te trekken. “Neem een Boomvolk gids”, raadde hij, “dat is echt veel veiliger”, maar ik wees zijn aanbod vriendelijk van de hand. Ik verheugde mij er te zeer op om twee weken helemaal alleen te zijn, mijn eigen kostje bij elkaar te moeten scharrelen en in alle rust te genieten van wat dit woud te bieden had.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten