Ook de rust was in punten aanwezig, waar je kon versnaperen, de ingrediënten dacht waaraan je behoefte had om vervolgens zelf te mixen in een hapje of drankje, al naar gelang je zin had om te bijten of te slurpen.
Het waren terrasjes waar afzondering onmogelijk was. Je schoof aan naast de vorige wat overigens allemaal niet zoveel uitmaakte want onderlinge interactie was net zo oppervlakkig als het vermaak wat niet zo verwonderlijk is: waarin je opgroeit zal ook je persoonlijkheid vormen.
Ik schoof naast een vrouwelijk wezen met hangoren als van een konijn en een zachte warrige vacht.
“Ik wil je neuken”, hoorde ik in mijn hoofd.
Ik keek om me heen, zag het lief klein konijntje afwachtend naar mij kijken. “Vroeg je wat?”
Ze knikte, lachte toen, en weer hoorde ik in mijn hoofd: “Wij communiceren niet met woorden maar met gedachten. Dat is universeel, waarom we zelfs een mens begrijpen.”
“Hoor je dan niet wat ik zeg?”
“Dat gebrabbel dat uit je mond komt versta ik niet, maar ik begrijp je gedachtengolven die wel in overeenstemming zullen zijn met wat je zegt. Gedachtengolven zijn universeel voor alle denkende wezens. Zo communiceren heft elke taalbarrière op. Simpel. Hoe zit het? Zullen we samen een nummertje maken?”
Ik negeerde vooralsnog haar vraag die zo direct was, maar ook dat was een eigenschap van deze vorm van communicatie. Het zocht de kortste weg om iets duidelijk te maken. “We kunnen dus ook niet liegen, veronderstel ik?”
“Liegen? Oh…”, ze lachte, wat best een innemend gevoel en gezicht was: een konijn dat naar je lacht. “Wat je voelt wordt in golven geprojecteerd, en nee die kun je niet verbuigen. Je wilt me niet!” concludeerde ze en ik probeerde het harde eindoordeel nog te verzachten door zoiets als: “Dat is het niet, maar…”, maar ze was al weg, zo vluchtig en snel werden contacten hier opgedaan en ook weer afgebroken.
Ik dronk mijn shake - zo zal ik het maar noemen - en vertrok eveneens, slenterde naar een ruim amfitheater waar geluidsgolven neerdaalden vanaf de hoge ringvormige ombouw die de individuen in de middencirkel aanzetten om te dansen. Kijklustigen zaten op de oplopende tribunes.
Ik liep door de overwelfde gang naar binnen en bleef vooraan staan om toe te kijken, meldde me zo als danser, wat ik niet wist en werd gegrepen door een jong wezen in de vorm van een S, grotesk uitgebouwd aan voor en achterzijde pakte ze mijn handen en drukte ze tegen haar vleesbergen van borsten.
Ik wilde me terugtrekken. “Laat nu. Het ontspant”, hoorde ik en ik wist niet of ze haarzelf of mij bedoelde maar ik aarzelde gaf haar de tijd haar eigen bovenmaatse zevenvingerige handen op mijn billen te drukken en wervelde met mij naar het midden op een cadans die tegengesteld leek aan het geluid maar er toch op een vreemde manier mee harmonieerde.
En ze had gelijk. Ik voelde mij ontspannen. De spanning die opkwam door iets wat ik eigenlijk niet wilde, zakte - eerlijk gezegd gruwde ik nogal van het groteske waarmee ze zichzelf had vormgegeven - en ik liet me door haar leiden en zelfs de vreemde houding accepteerde ik, niet als volkomen normaal, maar toch als passend of horend bij wat we deden.
Ze glimlachte een lieve lach ware het niet dat haar bijgevijlde tanden bloot kwamen die haar het aanzien van een verscheurend beest gaven en nog wilde de ontspanning niet wijken. Waarom?
“Ze heeft zichzelf laten laden”, verklaarde Merlijn nadien. “Ze zit boordevol positieve deeltjes als een glazen bokaal met knikkers die allemaal jouw kant uitstraalden. Al had ze je met die scherpe tanden gebeten, dan nog was de ontspanning bij jou niet geweken.”
“Een zwarte weduwe?” lachte ik, wat wit rond de neus.
“Zoiets, met dit verschil dat ze het alleen gebruikt om de tijdelijke partner te binden, niet om hem of haar te doden…”
“Maar ondertussen legt ze wel haar wil op!”
“Er is toch niets gebeurd”, meende Merlijn schouderophalend. “Je hebt gedanst, maar je hebt er toch niets naars van ondervonden.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten