Hij kwam niet van een parallelle wereld zoals ik dacht maar was een mens zoals Merlijn en ik, leefde in een grot diep verborgen in een kaal gebergte waar hij een wachter was zoals Merlijn, een tovenaar ook, al was hij een honderdtal jaren jonger.
De mensheid had al genoeg te stellen met zichzelf zonder dat parallelle wezens zich met onze toekomst bemoeiden. Dat was de opdracht die Podmos lang geleden kreeg.
Hij leefde niet ver van de open corridor met de sams, een volk dat was geëvolueerd naar het hoogste niveau van intrigerende manipulatie, er eer in vond de ander voor zijn kar te spannen, te gebruiken en uit te knijpen als een vuile vaatdoek. Het was een volk van boerenslimheid, met intelligentie had het weinig te maken en was daarom nog veel gevaarlijker omdat het ook geen geweten bezat.
De mensheid was de prooi. De wachters zagen het al langer aankomen, maar de redelijke stabiliteit, ondanks de vele oorlogen had hen te weinig ruimte gegeven om een werkelijk desastreuze invloed te hebben.
Gedurende de laatste halve eeuw kwamen er echter steeds meer lijnen samen. Niet alleen waren de tegenstellingen tussen mensen onderling verslechterd, had de saamhorigheid dankzij het oprukkend individualisme rake klappen gekregen. Ook het ecologische en klimatologische evenwicht was inmiddels gevoelig uit balans, zorgde al voor rampen die soms niet en af en toe ternauwernood in de hand konden worden gehouden met een wereldwijd economisch systeem dat scheuren, barsten en gaten vertoonde waardoor het steeds gevaarlijker werd om het als lapmiddel aan te wenden om de negatieve gevolgen door de mensheid zelf veroorzaakt te stelpen.
Bovendien was geen enkel bestuur langer opgewassen tegen de taken die de verschillende volkeren van hen eisten met als gevolg dat het geloof in politieke oplossingen hand over hand afnam. Dat bracht nieuwe onlusten bovenop de scherpe tegenstellingen tussen vermeende religieuze, economische en culturele. De mens geloofde niet meer en greep daarom naar elke strohalm die voor even soelaas leek te brengen. In dat gat sprongen opportunisten die met veel tamtam een betere wereld beloofden door op punten de vooruitgang af te schaffen, terwijl diezelfde vooruitgang op technologisch vlak voor geheel nieuwe problemen zorgden die juist dankzij de globale verbinding juist ook de globale afzondering bevorderde.
Een kluwen van tegenstellingen die frictie bevorderend werkte en die er meer en meer voor zorgde dat het eigenbelang zegevierde ondanks tegenwerkende krachten van zij die dachten het goed te menen maar daarbij te weinig rekening hielden met de veelheid van actoren omdat het overzicht volkomen uit zicht dreigde te raken.
Dit kluwen was voer voor de sams. Zij stonden te popelen om hun breekijzers onder de verschillende pijnpunten te steken en net zo lang te wrikken tot de hele boel in elkaar zou stuiken. Podmos meldde dat hun eerste pionnen in positie waren om hun desastreuze werk te beginnen. Het zou een ramp zijn mochten zij daarin slagen. Juist nu, met een legioen moeilijkheden die het hoofd moesten worden geboden, juist nu dankzij zwak bestuur dat geen oplossingen bood maar probeerde met sussen en bewuste desinformatie de boel te lijmen en in stand te houden. De wachters moesten een manier vinden om deze nieuwe dreiging het hoofd te bieden en het was nog maar de vraag of dat zou lukken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten