Ik vroeg me af of er nog andere levensvormen in deze wereld waren. “Natuurlijk”, schamperde de prins. “Wormen, insecten… Wij hebben proteïnen nodig om te kunnen bestaan.”
“Ik bedoel, zijn er nog andere denkende wezens?”
“Ah”, zijn gezicht klaarde op, betrok dan weer. “Alleen surrogaten.”
“Surrogaten?”
Merlijn nam over. “Rond de Zuidpool zijn nog een aantal kolonies als deze. Hier zijn er maar drie…”
“In het zuiden?” lispelde de prins, “Waarom weet ik dat niet? Ik zal de slaven opdracht geven om onmiddellijk te beginnen met graven.”
“Doe geen moeite”, raadde Merlijn, “het zal honderden generaties duren als je al je slaven inzet tenminste.”
“Oh.” De monarch verloor gelijk de belangstelling. “Surrogaten”, verbeterde hij Merlijn. “Een kolonie en twee surrogaten.” Dit keer begreep ik het niet. “Mijn zaad stamt in directe lijn af van de stichter”, verduidelijkte de prins. “Ik ben het enige echte zaad, de rest is namaak.”
“Dat vinden beide anderen zeker ook?” vermoedde ik.
“Wat zij geloven is niet van belang. Het moge duidelijk zijn dat ik het enige echte zaad verspreid.”
“Waarom is dat duidelijk?”
“Omdat het zo is! Wat vaststaat hoef je niet te bewijzen.” Ik kon een grijns niet onderdrukken maar daaraan stoorde de heerser zich niet. Blijkbaar stoorde hij zich aan niets. Het ging allemaal langs hem heen. Het enige dat van tel was was zijn taak.
“De omgang met de anderen is niet vriendschappelijk, veronderstel ik?”
“Er is geen omgang”, knorde hij. “Wij halen er regelmatig slaven, maar dat is ons recht.”
“En zij zijn het ermee eens?”
“Natuurlijk niet! Maar dat doet er niet toe. Hun zaad is inferieur!”
“Waarom roof je dan hun slaven? Die zijn toch ontstaan uit inferieur zaad?”
Hij krabde zijn lies voordat hij de volgende slavin toestond te hurken. Iets had hem blijkbaar gebeten, maar ook daar schonk hij weinig aandacht aan. Hij verschoof haar billen tot ze goed zat maar praatte de hele tijd gewoon verder alsof de futiele handelingen los van zijn hoofd gebeurden en misschien was dat wel zo, werd zijn lijf heel even een tijdens het orgasme en functioneerden de onderdelen verder los van elkaar.
“Eens ik hen bevrucht heb is alles weer in orde.” Ach zo, zijn acties hadden naast de bevruchting ook nog een zalvende en louterende werking. Hij was god de vader hoogstpersoonlijk met een hele korte houdbaarheidsdatum, maar aangezien ieders levensduur hier kort was werd zijn narcisme alleen maar gevoed door de status waarin hij verkeerde: de enige met ‘ballen aan zijn lijf’!
“Komen de buren niet op het idee om hier wat slaven terug te halen?” vroeg ik.
Zijn blik versomberde. “In een ver verleden tijdens een onoplettend ogenblik van een van mijn voorvaderen is het hun inderdaad gelukt en nadat ze eenmaal sterk zaad in hun rangen hadden die hen konden vertellen hoe de raids te organiseren, gebeurde het natuurlijk vaker. Het is een plaag”, zuchtte hij. “Het mag niet maar ze doen het toch!”
Alweer kon ik een grijns niet onderdrukken. Waarschijnlijk waren de verhalen in beide andere kolonies min of meer gelijkluidend: een vete rond een oeroud thema: ‘ik ben de ware en wie mij gelooft volge mij!’ Je kunt er kruistochten mee organiseren, kalifaten mee oprichten en zelfs de machtigste president door worden. Overtuiging is alles, vermengd met een flinke dosis zelfoverschatting verricht het wonderen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten