donderdag 13 juli 2017

Merlijn - retour

Ik kon niet blijven. De herinneringen waren te vers, te sterk, het gemis te groot. Ik kon ook geen volgende cultuur bezoeken, ik moest weg van Handel maar niet naar huis waar de muren op me af zouden komen, het dak op mijn kop zou vallen. Ik moest…, ik wist niet, ik moest naar waar ik niet heen kon… naar Alea. Zou ze ergens zijn? In een andere wereld misschien? Kon ik haar terugzien middels een parallelle verbinding?
Merlijn keek mij aan, zijn blik vol van mededogen. Het was nog te kort, het moest nog slijten. “Er is niets na de dood”, sprak hij zacht. “De weg eindigt en is voor altijd afgesloten.”
“Waar moet ik naartoe?” Zo wanhopig had ik mij nog nooit gevoeld, niet dat ik mij herinnerde tenminste. Er was geen plek die ik had gezien of die ik kende waar ik zou willen zijn, behalve die ene… waar Alea was…
Ik boog moedeloos voorover, hoofd in mijn handen en staarde. Merlijn legde zijn hand op mijn schouder. “We gaan!”
“Waarheen?”
Het was me om het even. Ik kon me geen leven zonder Alea voorstellen. Ik dacht aan de dood, maar ook die kant wilde ik niet. Ik wilde niets, behalve dat wat onbereikbaar was.
Ik nam afscheid van het Boomvolk en voelde hun medelijden, hun steun die niet hielp, het meevoelen dat zij niet konden. Het was hun eigen verdriet geprojecteerd op mij, geïnterpreteerd als hun meevoelen waar meevoelen onmogelijk was. Ieders pijn heeft haar eigen diepte en is door een ander niet te ervaren… ik moest het zelf, helemaal alleen.
We vertrokken. De overgang bezorgde me dezelfde misselijkheid, wierp me terug op mijn eigen zijn, wist ik dat ik nog steeds diegene was die ik was voor ik Alea kende. De overgang bewees het, Merlijn’s schamele hut bewees het, de harde tafel bewees het, en mijn eigen uitrusting, mijn spullen bewezen het. Een andere wereld waar zij nooit was geweest en ik miste haar evenzeer. Pas toen realiseerde ik mij dat ik de leegte met mij meedroeg, dat het, waar ik ook heen ging, bij mij zou blijven. Dat pijn verzacht maar missen niet wijkt.
Het maakte me wanhopig niet in staat te zijn een hoofdstuk af te sluiten, het dode leven van Alea met mij te moeten dragen als een veroordeelde. Niet dat ik mij haar niet wilde herinneren, ik zou niet zonder kunnen, maar de herinnering is niet gelijk aan de knagende pijn die elke indruk maakt, zelfs waar zij niet was. Ze had er kunnen zijn. Wij hadden het samen kunnen beleven was wat telkens door mij heen schoot maar waar ik niet om vroeg.

“We gaan waar geen herinneringen kunnen zijn”, fluisterde Merlijn. “Naar waar de wereld ondersteboven hangt, naar waar jij je geen voorstelling van kunt vormen waarom elke indruk nieuw en niet beleefd is en ook niet beleefd kan worden met iemand die er niet meer is. We brengen een bezoek aan de Prins van de Duisternis!”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten