“We moeten zien uit te vinden wat hun plannen op termijn zijn”, meende Perm. “Het is lastig werken als je niet weet waar je vanuit moet gaan.”
Merlijn knikte. “De vraag is hoe?”
“Kun je niet iets of iemand naar die sams sturen? Ook een spion”, opperde ik vanuit de achtergrond waar ik het niet kon laten me met de impasse te bemoeien.
Merlijn wenkte en ondanks de misprijzende blikken van Hanomag schoof ik toch in de kring tussen Merlijn en Felis.
“Sams herkennen ons en mensen in het algemeen onmiddellijk, dus dat gaat niet”, legde Podmos uit. “Ooit, in een ver verleden ging een wachter erheen. Hij keerde nooit terug.”
“En anderen? Zijn er geen andere parallellen die contact met de sams hebben?”
Hanomag keek almaar bozer, maar dat interesseerde mij al niet meer. Iedereen dacht na, daar ging het om, maar niemand wist en dat was een nieuwe domper, maar niemand wist ook of er geen contacten met anderen waren.
Het was een weinig waarschijnlijke optie met wat de vergadering van hen wist. Een op zichzelf teruggeworpen volk dat het in elk geval als zijn levenstaak zag de mensheid een loer te draaien, misschien wel te vernietigen als het even lukte. Het was niet aan te nemen dat ze vriendschap of andere betrekkingen onderhielden met om het even wie, maar eigenlijk wisten de wachters bitter weinig van deze aartsvijand wat op zichzelf opmerkelijk en verwonderlijk was.
“Hoe komt dat?” wilde ik weten.
Podmos haalde de schouders op. “Het is lastig informatie verzamelen van een volk dat je bij de minste poging de strot afbijt.”
“Maar het is niet zeker dat het voor alle parallelle volken geldt?”
Merlijn schudde zijn hoofd. “Dat is waar, en hij heeft een punt. Zonder informatie komen we nergens. We moeten onze contacten peilen om te horen wat zij van en over de sams weten. We zullen bezoeken moeten brengen aan alle wachters van elke parallelle wereld en elk brokje informatie vergaren dat kan worden gevonden. Met al die brokjes samen krijgen we misschien een beeld dat ons de weg wijst naar hoe we moeten handelen.”
Hij keek de kring rond en de anderen knikten, ook Hanomag die toch al iets minder kwaad keek.
“Aan de slag dan”, hernam Merlijn, “want we weten zelfs niet hoeveel tijd we hebben.” Hij wenkte mij en voor ik het goed en wel besefte waren we terug in zijn hut, samen aan zijn wrakke tafel.
“Jij gaat met mij mee. Je hebt nog niet genoeg ervaring om je alleen op pad te sturen, maar je hebt in elk geval ons denken al in een richting gestuurd die misschien wat oplevert. Het is goed om te weten wat anderen van de sams denken en welke informatie zij over hen hebben. Of daarin ook de oplossing ligt zullen we wel ondervinden. Laten we maar gaan. Wat denk je ervan om maar bij de elfen te beginnen?”
Ik knikte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten