“De sams…” Legolas staarde in de verte. “Ik heb over hen gehoord maar contact tussen ons is er niet, geloof ik.”
“Waarom geloof je dat?” wilde Merlijn weten.
“Omdat…, ik weet niet. Er staat me zoiets bij. Ze komen ook nooit ter sprake, dat soort dingen…”
“Zou iemand er meer over kunnen vertellen?”
“De dwergen. Hun kennis is ouder dan de onze. Dat wil zeggen: ze gaat verder terug en het wordt beter bijgehouden.”
Legolas reisde met ons mee en stelde hier en daar enkele vragen totdat we werden doorverwezen naar een heel oude dwerg die in een van de onderaardse gangen zijn pijp rookte. Hij zat op een grote steen voor een van de slaapzalen. Werken deed hij niet meer. Het was zijn recht om zijn oude dagen zo te slijten zoals hij dat verkoos en hij verlangde niet meer, maar een praatje, zeker met vreemdelingen was hem meer dan welkom.
“Ja, ja, de sams”, gniffelde hij, “een lastig volkje. Hebben jullie het met hen aan de stok?” Merlijn knikte. “Dan kijk maar uit!” Hij trok aan het stenen pijpje, “ze kunnen verrekte lastig zijn.”
“Wat weet u van hen?” vroeg Legolas.
“Tja, laat me eens denken… Het is lang geleden”, mummelde hij, “en hierboven”, hij wees op zijn hoofd, “gaat het allemaal niet meer zo snel.”
“Neem gerust de tijd”, suste Merlijn, “maar probeer u zoveel te herinneren als u kunt.”
“Tja, eigenlijk niet zoveel. Ikzelf heb nooit contact met hen gehad, zie je…” Ik voelde mijn teleurstelling groeien. “Ik heb het van horen zeggen want het was nog voor mijn tijd. Zolang geleden al. Ze waren vervelend, dat weet ik wel. Ik geloof dat ze ons zelfs bedreigden. Het lef”, sprak hij verontwaardigd. “De dwergen bedreigen. Ze wisten blijkbaar niet wat ze zich op hun nek haalden. Boze dwergen zijn niet te onderschatten, dus maak ons maar niet boos!” Zijn ogen fonkelden. Hij keek mij woedend aan alsof het allemaal mijn schuld was.
“Waarmee bedreigden ze jullie?” vroeg ik belangstellend.
“Wat? Oh ja. Met uitroeiing natuurlijk. Het is met bedreigingen altijd hetzelfde. Waarom, daar ben ik in mijn lange leven nooit achtergekomen maar het draait altijd rond uitroeiing. Maakt niet uit wat. Ze maken je handel kapot, zorgen dat je niet meer kunt werken, of nemen zelfs je leven. Zo gaat dat”, zuchtte hij.
“En de sams?” drong ik aan.
“Zij wilden ons leven”, reageerde hij wrevelig. “Mij niet opjagen, jongeman. Dat maakt de herinneringen alleen maar vager”, sprak hij vermanend. “Jonge mensen hebben altijd haast. Dat leer je wel af.” Hij keek me aan. “Dat komt met de jaren en het mag je nu toeschijnen dat jouw leven altijd zo zal zijn maar dat is niet zo: het vertraagt en versnelt tegelijk”, sprak hij raadselachtig.
Plotseling rechtte hij zijn krom gewerkte rug. “De sams zijn vuilakken!” Hij sprak met stemverheffing. “Ik weet het weer. Ze wilden onze methoden van metaalbewerking… of nee, ze wilden die kapotmaken. Ze hadden het zelfs al voor elkaar dat er enkelen van hun vermomd als ons onder ons waren.” We spitsten de oren. “En toen, toen hebben wij de link met hen verbroken.”
“Dat kan toch niet”, reageerde Merlijn beduusd, “weet u dat zeker?”
“Als ik iets zeg dan is dat zo!’ De dwerg wond zich op. “Twijfel je aan mijn waarheid, snotneus?”
“Dat niet”, glimlachte de tovenaar, “maar hoe kan de link worden verbroken? Dat kan alleen wanneer beide partijen het willen. Het gaat niet eenzijdig.”
De dwerg lachte. “Ik zie dat je er wel iets vanaf weet want dat klopt. Je kunt de link niet zomaar verbreken. Zij moesten het ook willen en dus opende wij de link, lokten wat trollen die de sams al snel heel vervelend vonden. Toen een peloton of wat van die moordenaars er huis hadden gehouden hoefden de sams niet meer. Een koekje van eigen deeg, dat lustten ze niet en van beiden kanten werd de link gesloten en die blijft ook dicht”, verklaarde de dwerg ferm, “want om het opnieuw te openen zijn er ook twee nodig, en wij willen beslist niet!”
We keken elkaar aan. De link sluiten, maar hoe kregen we de sams zo ver om dat te doen?