Het verhaal was angstaanjagend, zeker omdat het chronologisch werd geïllustreerd. Mefisto wist wat hij deed toen hij de beelden aan de machine ontlokte, opgeslagen als een archief zoals perfectie nastrevende en van hun gelijk overtuigde volkeren doen.
Ik zag de samenleving van aan hominide verwante maar een niet op mensen gelijkende soort die vrij was van zorgen, zo leek het toch op het eerste zicht: een spelend volk dat onmiddellijk de indruk wekte tot een hoge vorm van decadentie te zijn opgeklommen. Zozeer dat het zijn natuurlijke omgeving verving.
Niets dat oorspronkelijk was bleef gespaard. Elk plantje, insect en zelfs virus werd uitgeroeid en vervangen door wat geen kwaad kon, toch niet voor de heersende soort die deze wereld bevolkte. Elk onderdeel werd zorgvuldig gemoduleerd en geïmpregneerd met alleen nog positieve eigenschappen. Bloedzuigende muggen verdwenen, bijen konden niet meer steken en roofdieren waren er alleen nog om te aaien en te bewonderen.
Hun hele wereld werd herschapen als een kijkspel om te behagen of puur om het nut voor haar ontwerpers. Het was uitgekiend en uitgebalanceerd en niets van wat kroop, vloog of liep diende nog langer als voedsel, zelfs planten niet die alleen nog pronkten met hun overdaad aan bloemen.
De machines zorgden voor het leven. Zij produceerden eten, drinken en zuurstof om te ademen. Zij filterden de lucht om zelfs het kleinste vuiltje te verwijderen en alles werd gevormd uit dode materie naar men aannam.
Lange tentakels staken vanuit de kokers tot diep in de korst die het magma omsloot en puurden uit nog meer zij-tentakels de bouwstenen die boven nodig waren om te kunnen bestaan. De soort was vrij van ziekten al hadden ze nog geen remedie tegen sterfelijkheid gevonden.
De eerste generatie floreerde binnen het klimaat van eigen schepping, en ook volgenden waardoor het besef ontstond van onaantastbaarheid, van weten dat het altijd zo zou zijn. Bestuur was niet langer nodig want elk individu ging het even goed. Arbeid of enige noodzakelijkheden waren onbestaande. Elke vorm van bezigheid verviel, zelfs de techneuten verdwenen die in het begin zo hoog in aanzien stonden omdat ze dit leven mogelijk hadden gemaakt. Ze waren niet meer nodig want de machines onderhielden zichzelf. Er hoefde niet gerepareerd te worden of ververst, de koepels waren volledig zelfvoorzienend, haperden nooit en waren ontworpen of herdefinieerden zichzelf voor de eeuwigheid.
Het volk vermaakte zich; zat in de zon en lachte, want zelfs het weer was herschapen dankzij artificiële schermen die wat zich hoog in de lucht afspeelde buitensloten.
Het leek een gelukkige samenleving die zich bezighield met sport en spel, zich verpoosde met bedacht vermaak dat een weerspiegeling was van hun eigen onnutte bestaan, want wat was de zin van zulk een leven? Niemand vroeg het zich af en toch hield het elk van hen bezig. Het in leven zijn en voortplanting was alles wat restte. Al het andere was zonder zin, een vorm van tijdpassering. Ze konden naar al die vreselijk gevaarlijke dieren kijken waar ze nu mee konden spelen. In aantal precies genoeg om geen overbodige ruimte te eisen, waren het versierselen, replica’s van wat ze eens waren toen ze zich nog niet verveelden en op zoek moesten naar voedsel en partners want zelfs de voortplanting was hen ontnomen. Voor een deel gold dit ook voor het volk waarvan de nazaten zorgvuldig werden gemoduleerd binnen de koepels in speciale kraamkamers. De daad zelf was hen gelaten om redenen van verveling maar zodra het vrouwtje zwanger was werd de vrucht haar ontnomen en daarna opgekweekt om hen de overlast van de dracht te besparen.
Ze konden wijzen naar en ruiken aan planten die ooit giftig waren en huiveren bij het idee. Ze vertelden elkaar verhalen over koeien die vroeger moesten worden gemolken, schapen die werden geschoren en lachten om de onnozelheid van hun voorvaderen die zoveel moeite hadden in leven te blijven toen het leven nog niet geregeld was. Hun kon niets gebeuren. De machines zouden op een dag heus wel een remedie tegen het sterven vinden.
De vraag was of ze dit werkelijk wilden, want hoe lang duurt een eeuwig leven met helemaal niets om handen, al was het nog zo perfect en ontdaan van al het moeten?
Het was een vraag die ik proefde toen dit voorbije leven traag aan mij vergleed, de generaties elkaar opvolgden zonder dat er van enige evolutie sprake was. Iedereen leek tevreden, het was geregeld zoals het leven moest zijn. Geen rimpeltje verstoorde, maar overal proefde ik de verveling hoezeer iedereen zichzelf ook bezighield…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten