Ik zat in kleermakerszit op de grond en keek naar Bragg die ijverig redderde in het onderkomen dat nu ook het hare was.
“Heb je zin om te vrijen?” vroeg ik.
Ze keek me aan, verward. “Ik ben nog niet vruchtbaar.”
“Dat weet ik.”
Ze begreep er niets van. Waarom vroeg ik dat? Was het een test, maar een test voor wat?
“Kom bij me zitten.” Ze aarzelde wel even, maar kwam toch met gekruiste benen naast me. “Waar ik vandaan kom is het anders”, begon ik voorzichtig. “Een vrouw bukt meestal niet om te worden bevrucht. Man en vrouw liggen bij elkaar en strelen. Ben je ooit gestreeld?”
“Vrouwen doen dat soms”, schokschouderde ze, “maar het heeft niets met bevruchting te maken.”
“Waarmee dan?”
Ze schokschouderde en keek me aan. “Over zulke zaken praten mannen toch niet?”
“Nu wel!”
Ze knikte, vond het maar een rare gang van zaken maar ik was dan ook een rare leider. “Omdat het fijn is, omdat iemand pijn of verdriet heeft… Ik weet niet. Je voelt het als iemand het wil…”
“Mannen doen dat niet?”
Ze lachte. “Niet dat ik weet. Ik denk het niet.”
“Wat doen mannen om een fijn gevoel te krijgen?”
“Niets. Ze slaan elkaar. Ik weet het niet”, zuchtte ze. “Mannen zijn geen vrouwen. Zij hebben dat niet nodig. Ze voelen anders.”
“Als een vrouw jou streelt raak je dan opgewonden?” Ze begreep me niet. Ik probeerde het anders. “Strelen jullie ook hier?” Ik raakte voorzichtig tussen haar benen.
“Natuurlijk! Overal.”
“En is het speciaal daar? Krijg je daar een speciaal gevoel van?” Ze begreep duidelijk niet wat ik bedoelde. Was hun fysionomie anders dan die van mensen? In dat geval moest ik mijn hele denken opnieuw doen, een andere weg zoeken om de drossen hun geschiedenis te wijzigen. Mensen hebben twee belangrijke drijfveren om te leven: seksualiteit en bezit, waarbij het eerste vaak ook de katalysator voor het tweede is. Al het andere: ademen, eten, drinken, zijn geen reden om te leven, het zijn noodzakelijkheden. De enige reden waarom de mens leeft, en voor zover ik weet elke bekende biologische vorm, is de voortplanting. Het domme spel van reproductie, want waartoe dient het eigenlijk? Om de soort in stand te houden, maar waarom moet de soort überhaupt bestaan? Wat is de existentiële reden? Je wordt geboren en in het begin is het meestal nog wel leuk zolang je onder de bescherming van je ouders staat. Je ontdekt omdat het nieuw is. Niet nieuw in de zin dat het er pas is omdat jij er bent, maar dat gevoel heeft een kind. Het is er allemaal speciaal voor hem en het zal verdwijnen als hij verdwijnt. Daar ergens, binnen dat gevoel, ligt de reden om te leven, want naarmate je ouder wordt is het niet alleen maar leuk. Je moet presteren, jezelf bewijzen, allemaal om mee te kunnen doen aan die dans rond de voortplanting. Zelfs twee mensen van hetzelfde geslacht hebben die drang tot reproductie terwijl dat biologisch onmogelijk is, tenminste voor beiden samen.
De drang zich voort te planten was bij de drossen niet anders. Ook zij voelden de noodzaak om te reproduceren, maar het was een noodzaak uit tegenzin, toch tenminste voor de mannelijke helft die nodig is om de samensmelting te realiseren. Seksualiteit was hier ontdaan van lust waardoor het existentiële nog nadrukkelijker werd: reproductie tegen wil en dank wat onderstreepte hoe belangrijk het voor levende wezens is. Maar waarom? Daar moest ik achter zien te komen als ik voortgang wilde met hervormingen binnen een wereld waarvan de enige rationele soort zich telkens naar de afgrond manoeuvreerde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten