Het ging inderdaad snel. Met hypnose en wat hocus-pocus, ik weet niet precies hoe hij het deed, stampte Golp het Dros in al zijn variaties in geen tijd in mijn hoofd. Alsof ik nooit anders had gedaan spraken we onder elkaar alleen nog maar het meest gangbare dialect en ’s avonds in bed betrapte ik mij er op dat ik in het Dros dacht, wat een teken van vloeiende beheersing is.
Met de gebruiken en levensgewoonten ging het dezelfde weg hoewel er zaken bij waren waar ik zeker van gruwde in mijn andere leven, of die ik op natuurlijke weg maar moeizaam onder de knie had gekregen gedroeg ik mij al snel als een volbloed dros, waarbij het uitgesloten leek dat ik ooit als een bedrieger ontmaskerd zou worden. Ik kende het heden binnen de verschillende clans, maar ook hun afgeleiden van het verleden met hun vreemde verafgoding van zaken waarbij ik onder andere omstandigheden verachtelijk mijn neus zou hebben opgetrokken. Het zat mij als gegoten, voelde nergens een vreemde kriebel of enige bedenking wanneer de beide wachters dingen te berden brachten die een mens bij zijn gezond verstand onmiddellijk zou hebben afgewezen.
Ik was in staat om Golp als een lid van mijn familie te omarmen maar voelde tegelijk een steek van weerzin omdat hij een tovenaar was. Kortom ik was een grote breedgeschouderde dros geworden die zich vooral bezig hield met zijn conditie aan te scherpen en zich te bekwamen in het gebruik van wapens, gereedschappen en gebruiksvoorwerpen die in zwart gemeengoed waren.
Dat was op zichzelf niet zo moeilijk omdat veel van het hier gebruikte leek op voorwerpen thuis, maar dan de primitieve rudimentaire vorm ervan. Ik was ervaren met de boog die in zwart nog niet was herontdekt, maar die ik eventueel kon introduceren voor de jacht. De drossen beschikten over snijdende en stekende gereedschappen, ruwe messen in korte of lange vorm die werden vervaardigd uit het afval van vergane glorie. Ze kenden geen metaalbewerking of het bijslijpen van wat ze vonden zodat het voorwerp al min of meer puntig of scherp moest zijn waarna ze het omwikkelde met stroken boombast om het te kunnen hanteren.
Ze hadden wel vuur, koken en braden was hen niet vreemd, maar ze waren ongeduldig en het meeste voedsel werd zo goed als rauw verorberd waardoor het gebit van de gemiddelde dros scherper was dan dat van mij, maar ook dat werd verholpen. Merlijn vijlde zonder plichtplegingen mijn tanden bij wat de staat ervan natuurlijk niet ten goede kwam, maar je moet wat overhebben voor het onvermijdelijke.
Gereedschappen kenden ze hier nauwelijks. Ze gebruikten gevonden stukjes dun metaal om met pees of plantaardig materiaal lappen huid aan elkaar te naaien die ze als kleding droegen. Ongelooide velletjes van knaag- of buideldieren meestal omdat groter wild schaars was en ze ook niet goed wisten hoe een dier te overmeesteren dat sterker of sneller was dan zijzelf. Het kleinere beestenspul werd vooral met primitieve strikken gevangen die vaker niets dan wel iets opleverden.
Het was een macho wereldje waarin ik zou worden gekatapulteerd. Vrouwen en kinderen waren minder dan niets waard. Vrouwen een noodzakelijk kwaad voor de voortplanting en jongetjes een eventueel toekomstperspectief, maar de kindersterfte was zo hoog dat hun bruikbaarheid eerst nog moest worden bewezen.
Als een kind stierf, en dat gebeurde vaker dan me lief was, werd het, nog voor het lijk koud werd aangewend als proteïnenbron. Men zette de scherpe tanden gewoonweg in het malse vlees en scheurde het van het bot. Bij ouderen was het vlees te taai waarom ze in de kookpot verdwenen om tot een brij te laten stoven. De restjes werden gebruikt om aaseters in hun strikken te lokken. Het leven betekende niets voor een dros, een opgave die om welke duistere reden dan ook zolang mogelijk moest worden gerekt, maar dat meestal vroegtijdig eindigde door een ongeval of roofpartij in een naburig dorp.
Ik vroeg me af waarom ik het deed, waarom deze soort moest blijven bestaan, maar wist tegelijk dat ik het zou proberen, dat er iets was dat mij verbood mijn eigen culturele maatstaven te vergelijken met het leven hier, hoezeer ik als mens ook van de wezens gruwde waaraan ik leiding moest gaan geven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten