vrijdag 5 mei 2017

Merlijn - Golp

Merlijn verdween tussen de ruïnes en ik volgde met tegenzin. Deze wereld werkte op mijn gemoed, maakte mij neerslachtig, kortom: ik had er helemaal geen zin in, maar ik had geen keus. Ik kon niet alleen terug, wist niet waar en hoe dat moest. Er bleef niks anders over dan achter de oude aan te lopen en hopen dat het oponthoud hier niet al te lang zou duren. Misschien als ik maar genoeg zeurde…
Verborgen tussen de half neergehaalde muren, de brokken en stukken, had iemand het zich gemakkelijk gemaakt, tenminste naar omstandigheden. Diegene had wat materiaal verzameld en er een soort onderkomen mee in elkaar gezet, ik kan het niet anders noemen. Gebouwd was teveel voor het haveloze optrekje dat opging tussen het afval dat het omringde.
In de kleine opening, niet veel groter dan een kruipgat, verscheen een haveloze afgeleefde man; een kleine mens, althans die indruk maakte hij op mij. Hij liep krom en zijn baard reikte tot op de grond en wat er tussen de verwarde haren huisde wilde ik helemaal niet weten. Hij was blootsvoets en als kledingstuk droeg hij een soort zak die met een zelf gevlochten touw rond zijn middel bijeen werd gehouden.
“Mag ik je Golp voorstellen”, sprak Merlijn trots.
Ik knikte naar de vreemdeling maar maakte geen aanstalten mijn hand uit te steken. Wie weet wat ik opliep als ik dat deed.
“Golp is een van de weinige wachters in deze wereld”, verklaarde de tovenaar.
Ik zuchtte en mompelde binnensmonds: “Zoiets vermoedde ik al.”
Merlijn negeerde mijn kuren en vervolgde vrolijk: “Wij zijn hier op zijn uitnodiging. Hij is blij dat een mens zijn wereld bezoekt en hoopt dat jouw komst de drossen positief zullen beïnvloeden.”
Ik kuchte verbaasd. “Ik? Hoezo? Waarom?”
“Mensen en drossen zijn nauw aan elkaar verwant”, kraste Golp nadat hij eerst verschillende malen zijn keel had geschraapt. Blijkbaar was hij niet gewend om veel te spreken. “Dat schept een band.” Hij haalde wat hulpeloos zijn schouders op. “Zou dat toch moeten doen”, plakte hij er onzeker achteraan.
Ik fronste en Merlijn nam het over van zijn geplaagde confrater. “We weten het niet. Dit is de eerste keer dat een mens, behalve enkele van onze wachters, deze wereld betreed. Het is onzeker hoe drossen op jou zullen reageren maar het is het proberen waard.”
“Als ze zo op ons lijken zouden ze wel eens heel verkeerd op mij kunnen reageren”, meesmuilde ik.
Merlijn nam mij vorsend op. “Met een negatieve instelling komen we niet ver. Geef het een kans. Dit experiment zal tenminste jouw blik verruimen wanneer je je ervoor openstelt.”
“Hoezo?”
“Je kunt hier leren hoe het niet moet…”
“Dat kan ik thuis ook”, onderbrak ik.
De tovenaar zuchtte en keek naar Golp. “Ik zei het je toch!”
“Wat?” vroeg ik. “Hebben jullie het over mij gehad?”
“Zeker! Mensen zijn zomin als drossen snel bereid iemand te helpen als ze zelf geen voordeel zien…”
“Ho, ho, wacht eens even!” riep ik. “Daarom gaat het niet!”
“Nee?” vroeg Merlijn en ik was onmiddellijk op mijn hoede door zijn toon. “Je hebt nog niet eens kennisgemaakt, hebt drie passen gezet en wijst deze wereld in haar geheel af gebaseerd op de vooroordelen die je in enkele minuten door wat losse indrukken bijeen hebt geraapt. Welke andere reden dan dat je hier niets van je gading ziet, maakt jou dan zo afwijzend?”
Ik slikte moeizaam. De oude zette mij klem en we wisten het allebei.
Niet alleen had hij gelijk met zijn analyse, tevens appelleerde hij aan mijn gevoel voor trots; het mezelf niet willen laten kennen, ook al wilde ik dit niet en had ik heel gemakkelijk kunnen zeggen: “Ok, jij wint. Zullen we nu teruggaan”, en het was gebeurd, dat weet ik zeker. Maar nee, hij attaqueerde mijn eergevoel en dat kon ik niet laten gebeuren.

Ik keek naar Golp, in zijn smekende troebele kraalogen en haalde diep adem. “Ok”, zuchtte ik, “wat hebben jullie in gedachten.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten