Het dorp was in rep en roer, vooral omdat er tegen elke afspraak en traditie een tovenaar in hun midden opdook. Golp voelde zich evenmin op zijn gemak maar hij was de aanstichter van dit kwaad en zou moeten slikken.
Ik liet eerst de beide verslagenen aan het woord waarna ze allemaal bang naar mij keken: de nieuwe leider met nieuwe ideeën die hun gekende wereldje overhoop zou gooien, een onzekere toekomst tegemoet.
Iemand morde maar werd aangestoten met angstige blikken richting tovenaar alsof deze hen bij de minste kik in padden zou veranderen (vooropgesteld dat hij dit kon, wat ik betwijfelde). Zijn aanwezigheid was genoeg dreiging om mij de kans te geven te vertellen wat ik op mijn lever had, of liever: wat ik dacht dat zij op hun lever hadden.
“Ik kom van een ander deel van de wereld”, begon ik, “met andere gebruiken, maar omdat jullie leiders mij hebben uitgedaagd en ik hen heb verslagen zullen deze gebruiken nu ook voortaan die van jullie worden omdat ik jullie leider ben.
Wij hebben ontdekt dat het niet eten van drossenvlees ons groter en sterker maakt, dat er daardoor minder drossen ziek worden en dat er minder kinderen sterven. Ik ben het levende bewijs dat het beter is elkaar niet op te eten.
Het is ook niet verstandig om meer te doden dan noodzakelijk. Jullie leider kwam ongelukkig terecht en werd daarom gedood. Deze twee heb ik verslagen maar niet gedood omdat het niet wijs is de sterksten te verliezen. Jullie weten allemaal hoe moeilijk en hard het leven is, dat het leven zelf onzeker is. Daarom wil ik wat goed is aan jullie leefwijze behouden en al het andere veranderen zodat het uiteindelijk voor iedereen gemakkelijker en zekerder wordt. Dat zal niet eenvoudig zijn, maar Golp, en waar Golp woont is nog een tovenaar uit mijn streek. Zij zullen er beiden op toezien dat ook hier de voorspoed zal bloeien die heerst waar ik vandaan kom.”
“Waarom ben je dan niet daar gebleven”, waagde er een te roepen.
“Omdat het ergste wat de drossen bedreigt ons overkwam. Wij hadden het zo goed en vonden dat vanzelfsprekend alsof het zo hoorde, alsof het ons recht was dat het zo goed met ons ging en konden ons niet voorstellen dat het anders zou kunnen zijn. Daarom waren wij niet voorbereid. Anderen wilden wat wij hadden en kwamen in grote getale om het van ons af te pakken. Ze zagen alleen het goede maar wisten niet hoe ze konden behouden. Het ging hen om het nemen omdat ze dachten dat ze het dan net zo goed zouden hebben. Maar goed moet je bouwen, langzaam, stukje bij beetje. Het komt niet vanzelf en het blijft ook niet vanzelf. Daar zijn zij die ons versloegen inmiddels wel achter maar door hun hebzucht werd ons volk zo goed als uitgeroeid. Dat mag hier niet gebeuren. Dat mag nooit meer gebeuren en daarom zullen wij ons eigen goed bouwen maar niet vergeten dat je altijd waakzaam moet blijven om het te behouden.”
“Waarom voorkwam jullie tovenaar niet dat jullie werden aangevallen?”
“Dat mogen zij niet. Ze zouden hun macht verliezen. Golp is jullie tovenaar, maar is hij ooit tussenbeide gekomen tijdens jullie onderlinge conflicten?” Er werd gemord, met voeten geschuifeld, een enkeling knikte instemmend. “Een tovenaar bewaakt. Dat zullen zij ook hier doen om het goede een kans te geven, maar wij zullen samen dat goede moeten maken. Zij doen dat niet voor ons, en als iemand het goede voor zichzelf wil, alleen voor zichzelf, zullen zij niet tussenbeide komen. Het is aan de drossen om hun weg te kiezen en als die weg naar onze eigen ondergang voert zullen zij werkloos blijven omdat zij alleen aan het goede kunnen werken. Daar ligt hun kracht, niet in het kwade!”
“Maar als wij niet doen wat jij zegt verandert hij ons in krekels”, sprak een van de verslagene verontwaardigd waarbij hij naar Golp wees.
Ik knikte. “Ik heb jullie verslagen. Ik ben jullie leider waarom jullie mij moeten volgen. Wie dat niet doet schendt de wet. De tovenaar handhaaft de wet en zal daarom de leider steunen om het mogelijk te maken het pad naar het goede te betreden.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten