“Produceren elfen dan geen afval?”
“Nee, zo min als dieren dat doen. Dat is mee te danken aan hun ontdekking van het gebruik van negatieve materie, maar dat ontdekken gebeurde juist vanuit het zich bewust zijn van de vergankelijkheid van de dingen. Het was een logisch gevolg van hun denkwijze dat belasting van het milieu hoe dan ook een bedreiging vormt. Het is zelfs geen kwestie van redeneren maar van een innerlijk weten dat vanzelfsprekend is. Bij het zoeken naar oplossingen verkennen zij heel andere kanalen dan de mens doet en komen daarbij automatisch bij andere toepassingen.”
“Allemaal goed en wel, maar ze dragen kleren die gemaakt en gewassen moeten worden, ze gebruiken gereedschappen…”
“Jij bent niet gemakkelijk te overtuigen”, lachte Merlijn. “Hun kleding wordt uit steen vervaardigd. Een kei zo groot als mijn vuist levert genoeg materiaal voor een complete set. Ze kennen een procédé waarbij ze de steen tot een lange en uiterst dunnen draad persen die vervolgens wordt gesponnen en geweven. Het hoeft niet te worden gewassen, niet bij het maken en niet na het dragen. Steen neemt geen vuil op. Je borstelt het er gewoon af als het niet al vanzelf verdwijnt. Door hun manier van persen en bewerken worden de atomen anders gerangschikt waardoor een souplesse wordt verkregen die lijkt op zijde, alleen nog veel verfijnder. Daarbij oogsten ze de steen op een natuurlijke manier bij rotswanden waar door erosie afbrokkeling plaatsvindt. Voor hun gereedschappen en ander gebruiksvoorwerpen hebben ze soortgelijke procédé’s ontwikkeld, vaak met behulp van negatieve materie.”
“Geen afval dus!”
“Nee, geen afval. De afvalberg bij mensen is ook niet ontstaan door levensnoodzakelijkheden. De residu’s die daarbij overblijven zijn natuurlijke producten die weer in de keten van het leven worden geschakeld. Afval ontstaat juist door hetgeen je niet nodig hebt en dat wordt geproduceerd meestal om er winst mee te generen. Het excuus is vaak werkverschaffing maar werk op zichzelf is een onnut kwaad en eigenlijk een verkapte vorm van slavernij in ruil voor financiële draagkracht die weer nodig is om de overbodigheid te kunnen kopen die wordt geproduceerd omwille van de werkverschaffing, een zichzelf herhalend recept waarbinnen het menselijk denkkader opereert zonder kans op ontsnapping uit die tredmolen.”
“Zonder werk gebeurt er niets”, riep ik vertwijfeld.
Merlijn lachte. “Hoe denk je dat dingen gebeurden voordat het werkwoord werken werd gelanceerd?”
“Werken is altijd geweest!”
“Daarin vergis je je jongeman. Werk is een vrij nieuw begrip in het menselijk denken…”
“Ja, ja. Jagen, verzamelen…”, schamperde ik. “Dat is toch ook werken?”
“Nee, dat zijn levensnoodzakelijkheden zoals een dier jaagt of vruchten eet, maar je hoeft helemaal niet zover terug. Het is nergens voor nodig om terug naar de “natuurlijke staat” te gaan en het principe van de edele wilde te verkondigen. Je zou sowieso doodgaan van verveling als je geen bezigheden had, maar die natuurlijke bezigheden die het leven zin geven hebben niets met werk als zodanig te maken. Lesgeven bijvoorbeeld, het doorgeven van wat jij al weet, zou geen werk moeten zijn maar een vanzelfsprekendheid zoals ik jou nu onderwijs zonder dat daar enige tegenprestatie tegenover staat maar omdat je begrijpt dat educatie van elk individu de gemeenschap en daarmee het totaal ten goede komt. Dat geldt voor veel tegenwoordige beroepen. Er is niks mis met het gebruiken en uitdragen van jouw specifieke kennis. Het gaat pas mis als je die kennis commercialiseert en het eigenbelang van jouw eigen nietige ik als maatstaf neemt waarbij het algemene belang langzaam maar zeker verloren gaat. Dan ontstaat werk en de behoefte de ander toch een minimum aan bestaan te garanderen zodat hij jou kan betalen. De mens is niet sociaal in de betekenis dat hij zich om de ander bekommert. Hij bekommert zich in de eerste plaats om zichzelf wat inhoudt dat hij zich binnen een groep moet bewegen die hem tot voordeel strekt.”
“Maar met de huidige aantallen…”
“Ik geef toe dat het niet eenvoudig is”, zuchtte Merlijn, “maar het gaat vooral om een omslag in het denken, de onwil van de grootste gemene deler die een bedreiging vormt en een sta-in-de-weg is. De mens gelooft van zichzelf dat hij intelligenter is dan in werkelijkheid. Echte intelligentie had het nooit zover laten komen en ik vrees dat decimering van het aantal individuen niet te voorkomen is, wat echter niet wil zeggen dat de soort moet verdwijnen. Er zijn harde lessen nodig om domheid uit te bannen.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten