Ik volgde beide wachters in het inwendige van het wrakke bouwsel, wurmde me door de veel te nauwe opening en bleef als aan de grond genageld staan. DIT WAS NIET MOGELIJK!!! Alsof ik een paleis binnenstapte: groot en groots, voorzien van alles dat comfortabel is. Eerst keek ik ongelovig rond voordat ik mijn blik op de bewoner richtte die wat verlegen glimlachte toen hij mijn onverholen bewondering zag. “Je hebt je aardig weten te redden”, sprak ik moeizaam.
Merlijn wuifde ongeduldig. “Klatergoud! Het is altijd hetzelfde; mens of dros, beiden raken verblind door spullen. Daarnet wilde je nog weg, moest je niks van deze wereld en haar bewoners hebben. Je mening is alweer bijgesteld zeker? Wat denk je nu? Hier valt toch wat te halen!”
Die ouwe lul begon me te irriteren met zijn stichtelijk gezwam, zijn vooringenomenheid nadat ik even een moment van zwakte kende in elfenwereld. Maar verdomme, als je weet en ziet dat je opgevreten wordt dan word je zwak, kan ik garanderen. Het loopt je dun door je broek, geloof me maar.
“Oh, hou toch op”, bitste ik. “Mag ik verdorie verbaasd zijn? Zoiets verwacht je toch niet als je die gribus buiten ziet. Een knap staaltje werk. Beter dan dat armetierige hutje van jou!”
Die zat! Ik zag Merlijn zich heimelijk opvreten na mijn uitval. Ik had een zere plek geraakt. Niet om deze luxe maar omdat ik indirect Golp als een beter tovenaar voorstelde dan hijzelf. Dat kon hij niet verkroppen, mens als hij was. Nu waren we beiden in ons eergevoel gekrenkt, dus quitte? Zand erover? We zouden zien!
Ik liet me in een zeer comfortabele zetel vallen en keek verwachtingsvol naar de heer des huizes. “En hoe had je je een en ander voorgesteld?”
Golp schraapte opnieuw langdurig zijn keel voor hij zijn veel te lange uitleg begon die ik hieronder maar wat zal inkorten zodat niet iedereen in slaap valt, wat mij bijna overkwam.
“Ik moet het eerst verklaren”, begon hij. “Je moet de geschiedenis begrijpen eer je van dienst kunt zijn.” Ik knikte, zette me schrap voor een lange les.
“Inmiddels is het een cyclus”, vertelde het mannetje. “Telkens opnieuw dezelfde evolutie van opkomst en ondergang. De laatste keer was de tweede maal dat zwart in de afgrond stortte…”
“Twee keer noem jij een cyclus?” onderbrak ik.
“Laat het hem nou op zijn eigen manier vertellen, anders duurt het nog langer”, interrumpeerde Merlijn, en ik zuchtte, zou er het zwijgen toe doen.
“De laatste val is inmiddels vijf generaties geleden”, hernam Golp zijn les. “We zijn nog steeds in de fase van de totale afbraak. Restanten van de hoogconjunctuur zijn nog aanwezig maar inmiddels zonder betekenis voor de nu levende kleine gemeenschappen. De drossen waren met veel, dubbel zoveel als mensen toen hun wereld ineen stortte. Vandaag zijn er iets meer dan honderdduizend in kleine familieverbanden verspreidt over heel zwart. De kennis van weleer is weg. Wat er nog over is aan tastbare herinneringen wordt als heilig vereerd omdat de oorspronkelijke betekenis verloren is gegaan. Stukjes geschreven tekst bijvoorbeeld worden gebruikt als orakel. Niemand begrijpt wat er staat. Bovendien zijn die delen zodanig verminkt dat er ook geen volzinnen meer mee te vormen zijn. Losse karakters zonder betekenis, maar de leiders claimen te weten en hangen er allerlei ‘onzin-hocus-pocus’ aan op: geluk of ongeluk, het voorspellen van de toekomst en noem maar op. Dit is maar een voorbeeld want het geldt voor alles wat nog over is van voor de val. Dat is niet veel maar toch een heleboel alles bij elkaar genomen. De hoogwaardige techniek van destijds voedt nu een primitieve en duistere samenleving vol bijgeloof.
Dat is het heden dat inmiddels voor de derde keer plaatsvind. Het vervolg of de toekomst laat zich uit het verleden construeren want we weten wat er de twee voorgaande keren is gebeurd en er is geen reden om aan te nemen dat het dit keer anders zal verlopen.
Wat volgt is een traag proces van nog verdere neergang tot de bewijzen van de laatste hoogtijdagen zo goed als helemaal zijn verdwenen, tot, zeg maar, de drossen helemaal op zichzelf zijn teruggeworpen en niets tastbaars meer hebben dat hen met hun verleden verbindt. Inmiddels nemen de aantallen toe. Ze zullen tot ongeveer een half miljoen groeien en dan stagneren omdat met de groei de onderlinge verbondenheid verloren gaat. Ze zullen in stammen gaan leven die met elkaar oorlog voeren wat zoveel doden tot gevolg heeft als er nieuwe aanwas is. Een gevolg van oorlog is versnelde ontwikkeling want als je vecht heb je geen tijd voor voedsel te zorgen en bovendien probeer je telkens nieuwe dingen te verzinnen om de vijand zo effectief mogelijk te bestrijden. Het is het begin van een technologische ontwikkeling die in aanvang nog heel traag is omdat door de geringe aantallen de noodzakelijke druk ontbreekt, maar die aantallen zullen opnieuw gaan toenemen wanneer de drossen ontdekken dat het zelf verbouwen van voedsel en het houden van vee veel minder tijdrovend is dan je telkens moeten verplaatsen in je zoektocht naar eten. Landbouw en veeteelt, zoals het bij mensen wordt genoemd, maakt je minder afhankelijk, zorgt voor een stabielere aanvoer en geeft je bovendien meer tijd voor andere zaken waardoor de bevolking weer toeneemt en een hogere levensverwachting krijgt, wat onvermijdelijk een versnelde technologische evolutie op gang brengt maar tegelijk de onderlinge verschillen op scherp stelt en de hebzucht aanwakkert omdat het gemakkelijker is te stelen wat de buren al hebben dan er zelf voor te moeten zorgen…”
“Niks menselijks is de drossen vreemd”, onderbrak ik toch met een ironische lach. “Ik heb het begrepen. In grote lijnen gelijk aan de menselijke geschiedenis.”
“Jij hebt helemaal niets begrepen! Luister nu maar”, wees Merlijn mij terecht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten