The mass chants
again: ‘Hallelujah!’
Tork tries to
find someone who wants to answer his questions but halts on apotheoses as if
they are all in trance. The people seem to be in a ban of mass psychosis with
him as cause and will only hear what they expect: he, the man on the mountain, the
savior and them the blindly following herd. Human, born to be slave. Heroes or Gods, mankind wants to kneel and
pious look up towards what they worship. What can he do to break this trance and
maybe reach a couple of individuals that will answer his questions?
Tork tries
again and this time he only addresses the first rows because that’s where he
recognizes individual faces: ‘Listen!’
It doesn’t help. If he shouts or whispers, the
volume is the same and echoes calm above the crowd which is quite as soon as he
speaks but when he stops immediately restart the monotone singing. No-one looks
at him directly. As far as he can distinguish they all stare right through him.
They seem to be robots in stead of sheep and suddenly Tork realizes where he is:
Underearth, land of illusion!
As soon as he understands
the mass starts to move. Humanity disappears to wander into less honorary expressions.
The modest inebriation changes into flaming
hate. Hot voluptuous swirling steam whirls and Tork knows that they see
him now. Ardent engorging looks and he flinches involuntary.
As if this is
the sign the first jump on the stage. He is being grasped. At first a couple of hands which he still can
beat away but soon it become too many. The stick is knocked off, the belt with
the knife grabbed from his waist and he is being pushed and kicked.
De massa scandeert weer: ‘Halleluja!’
Tork probeert iemand te vinden die zijn vragen wil
beantwoorden maar stuit op verheerlijking alsof ze allemaal in trance verkeren.
De mensen lijken in een ban van massapsychose met hem als oorzaak en zullen
alleen horen wat ze verwachten: hij, de man op de berg, de verlosser en zij de blindelings
volgende kudde. Mens, geboren om slaaf te zijn. Helden of Goden, de mens wil
knielen en devoot opkijken naar wat hij verheerlijkt. Wat kan hij doen om de
trance te doorbreken en misschien een paar individuen bereiken die zijn vragen willen
beantwoorden?
Tork probeert het opnieuw en dit keer spreekt hij
alleen de eerste rijen toe omdat hij daarin afzonderlijke gezichten herkent: ‘Luister!’
Het helpt niet. Of hij schreeuwt of fluistert, het
volume blijft en resoneert kalm over de menigte die stil is zodra hij spreekt maar
wanneer hij stopt herneemt het onmiddellijk het monotone gezang. Niemand kijkt
hem aan. Voor zover hij kan onderscheiden staren ze allemaal dwars door hem
heen. Het lijken robots in plaats van schapen en plotseling realiseert Tork
zich waar hij is: Onderaarde, het land van illusie!
Zodra hij dat beseft komt er beweging in de massa.
De menselijkheid verdwijnt en maakt plaats voor al minder vererende trekken.
Het ingetogen zwijmelen verandert in broeiende haat. Hete wellustig kolkende stoom
wolkt en Tork weet dat ze hem nu wel zien. Vurig verslindende blikken en hij
deinst onwillekeurig achteruit.
Alsof dat het teken is springen de eersten op het
podium. Hij wordt vastgegrepen. Eerst een paar handen die hij nog van zich af
kan slaan maar al gauw worden het er teveel. De stok wordt weggeslagen, de riem
met het mes van zijn middel gerukt en hij wordt geduwd en geslagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten