A man lies in
black abide sticky mist. Nude and stretched on the uneven subsoil pulls like swelling
fire upwards in him and spreads a desirable lifelessness. He stretches the arms
and the fingers grasp in mist around while he crows for pleasure. Saliva drips
out of his mouth, the toes curl but he is not aware. Red flashes penetrate
through the black without clearing, as dull red painted strokes; than white, as
drops foundation which partly cover the red but also the black. Whirling
serpentines shoot like colorful flaming adornments through the covering mist that
surrounds him as a womb, coddling, the sorrows far and none existing.
He is a man
without a name and without a face and really is no man, not even a creature, but
part of a living painting that in abstract strokes builds around him further
and further without a hand or spirit leading it he arises as spot in a random
dot on black linen which is not a background but part of a non understandable
canvas that changes so quick that it is meaningless.
Or still? An
eye with lashes of grass appears; long stems scatter seed that stipple the iris
of ice. And the pupil opens like a dark cave that sucks on him.
He feels how he
is being pulled irresistible. Glow rushes through his none existing body and contracts
in the loin till he cries in an orgasm of new colors, new forms that cover his
eyes like grotesque breasts, waver aside and something jumps over him and again
he crows like a baby with destroying pleasure that is his world.
In spite of
that no one rules the painting where outside nothing exists he is the center, the
only source of power that composes the canvas and changes, but he is not the
creator. Creativity comes from outside however there is no outside, only inside
which is he, empty and conscious of the pleasure that licks him sticky.
So it was since
the arising of time and it will stay till time disappears and solves into
surrounding nothing.
Er ligt een man in plakkerig klevende zwarte
nevels. Naakt en uitgestrekt op de oneffen ondergrond trekt als zwellend vuur
in hem omhoog en verspreidt een aangename loomheid. Hij strekt de armen en de
vingers graaien in nevel rondom terwijl hij kraait van plezier. Er druipt
speeksel uit zijn mond, de tenen krullen maar daarvan is hij zich niet bewust.
Rode schichten dringen door het zwart zonder op te lichten, als dofrood
geschilderde vegen. Dan wit, als likken grondverf die gedeeltelijk het rood
maar ook het zwart bedekken. Warrelende serpentines schieten als kleurig
vlammende tierelantijnen door de bedekkende nevel welke hem als een baarmoeder
omsluit, koesterend, de zorgen ver en niet bestaand.
Hij is een man zonder naam en zonder gezicht en
eigenlijk is hij geen man, niet eens een wezen, maar onderdeel van het levend
schilderij dat in abstracte streken steeds verder rond hem bouwt zonder dat een
hand of geest het leidt ontstaat hij als vlek in een willekeurige punt op zwart
linnen dat geen ondergrond is maar deel uitmaakt van het onbegrijpelijke doek
dat zo snel verandert dat het zonder betekenis is.
Of toch? Er verschijnt een oog met wimpers van
gras. Lange halmen strooien zaad die de iris van ijs bespikkelen. En de pupil
opent als een donkere grot die aan hem zuigt.
Hij voelt hoe onweerstaanbaar hij getrokken wordt.
Gloed raast door zijn onbestaand lichaam en balt samen in de lendenen tot hij
krijst in een orgasme van nieuwe kleuren, nieuwe vormen bedekken als groteske
borsten zijn ogen, schommelen opzij en er springt iets over hem heen en opnieuw
kraait hij als een kind met vernietigend plezier dat zijn wereld is.
Ondanks niemand heerst hij over het schilderij
waarbuiten niets bestaat en hij is het middelpunt, de enige bron van kracht welke
het doek samenstelt en verandert, maar hij is niet de maker. Creativiteit komt
van buiten hoewel er geen buiten is. Alleen binnen en dat is hijzelf, leeg en
zich bewust van het genot dat kleverig aan hem likt.
Zo was het sinds het ontstaan van de tijd en het
zal zo blijven tot tijd verdwijnt en oplost in omringend niets.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten