Het verschrikkelijk wormkluwen
klooit rond en waart
tot de hemelpoort gevreten is.
Dan spuugt het melkwit,
vloeit zijn vloeisel tussen gal en overdaad,
bestijgt de geschroeide demon tussen
zijn benen
en verwart haar warmte met die van hem.
Hoe
onnozel kun je zijn?
Hoe achterlijk de torenspits
die zich in haar wolken waant.
Klokken verzinken
in het dal van haar vagina.
Of toch een fluitje van één cent?
The gruesome worm-string
mucks
around and were
until
heaven-gate is fed.
Then spits milky-white,
floods
his fluid between gall and excess,
treads
the smoldered demon between his legs
and confuses
her warmth with his.
How trifling can one be?
How
retarded the steeple
which
fancies in her clouds.
Bells
sink
in
the valley of her vagina.
Or
still tolling easy?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten