maandag 17 december 2012

WANDERBACH page 205


- ‘Possible, Sol, but no-one still believes in you. You are a star that will vanish one day. That makes you unreliable,’ some other laughs sharp.
- ‘Humanity won’t take part in that,’ Sol shouts angry. ‘Before it happens they will all be death for hunger and cold.’
- ‘True,’ the other admits, ‘and unfortunately that will mean our fall as well; without believers we are redundant.’ Sol nods, his face lightens.
- ‘If everyone worships me I won’t vanish and can be as big again up here and emit so much light that it would be unnecessary, but the idiots don’t understand and rather go to churches and temples to be conned. Charlatans they are! Priests, imams, monks, all of them: nothing but thieves that benefit from us.’
A third one interferes. ‘Don’t forget that those clergymen make sure that we aren’t forgotten.’ Sol looks at him unbelievable.
- ‘And that say you, Baal? Your priests went a long time ago. Only the ones above profit from that mob. We don’t, idiot! We still are for the individual who doubts. We have nothing from priests. In the contrary! They steel our last remnants, convert them, and they here above grow while we diminish and starve. Look at yourself. Once you filled almost the whole pantheon in your own until you shrank to human proportions. You even lost your horns. If it goes on like this you are nothing soon and will disappear until even the memory stops. That faith threatens us all on this listel. If we don’t do anything it’s over for us. It won’t take long. We shrink every generation. Damn, we have to do something to protect ourselves.’
- ‘What?’
- ‘I don’t know. I stay because without me life is impossible. The same counts for Luna, but believe me: most of you are superfluous and why? Because humans are capable of too much nowadays; they really believe that they can manage without us.’ 


- ‘Mogelijk, Sol, maar niemand gelooft nog in jou. Jij bent een hemellichaam dat ooit dooft. Dat maakt je onbetrouwbaar,’ lacht een ander snerend.
- ‘Dat zal de mensheid niet meemaken,’ roept Sol kwaad. ‘Voordat het zover is zijn ze allang uitgestorven van honger en kou.’
- ‘Waar,’ geeft de ander toe, ‘en helaas betekent dat ook onze ondergang. Zonder aanhang zijn wij overbodig.’ Sol knikt, zijn gezicht klaart op.
- ‘Als iedereen mij aanbidt hoef ik niet te doven en zou weer groot zijn hierboven en zoveel licht uitstralen dat het onnodig is, maar het achterlijk gebroed begrijpt het niet en rent liever naar kerken en tempels om zich te laten verneuken. Charlatans zijn het! Priesters, imams, monniken, alles: niets dan zatvreters die van ons profiteren.’
Een derde bemoeit zich ermee. ‘Vergeet niet dat geestelijken ervoor zorgen dat wij niet worden vergeten.’ Sol neemt hem ongelovig op.
- ‘En dat beweer jij, Baal? Jouw priesters zijn allang verdwenen. Alleen die van hierboven hebben baat bij dat gespuis. Wij niet, idioot! Wij zijn er voor de enkeling die twijfelt. Wij hebben niets aan priesters. Integendeel! Ze kapen onze laatste restanten, bekeren hen, en zij daarboven groeien terwijl wij verschrompelen en creperen. Zie jezelf. Ooit vulde je in je eentje bijna het hele pantheon tot je kromp naar de afmeting van een mens. Je verloor zelfs je horens. Als het zo verdergaat ben je binnenkort niets meer en verdwijn je tot zelfs de herinnering stopt. Dat lot dreigt ons allemaal op deze richel. Als wij niets doen is het gedaan met ons. Het zal niet lang duren. We krimpen elke generatie. Verdomme, we moeten iets doen om onszelf te beschermen.’
- ‘Wat?’
- ‘Weet ik niet. Ik blijf omdat zonder mij leven onmogelijk is. Dat geldt tevens voor Luna, maar geloof me: de meesten van jullie zijn overbodig en waarom? Omdat mensen te veel zelf kunnen tegenwoordig. Die geloven werkelijk het zonder ons te redden.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten