- ‘Possible, Sol, but no-one still believes in
you. You are a star that will vanish one day. That makes you unreliable,’ some
other laughs sharp.
- ‘Humanity won’t take part in that,’ Sol shouts
angry. ‘Before it happens they will all be death for hunger and cold.’
- ‘True,’ the other admits, ‘and unfortunately
that will mean our fall as well; without believers we are redundant.’ Sol nods,
his face lightens.
- ‘If everyone worships me I won’t vanish and
can be as big again up here and emit so much light that it would be unnecessary,
but the idiots don’t understand and rather go to churches and temples to be
conned. Charlatans they are! Priests, imams, monks, all of them: nothing but
thieves that benefit from us.’
A
third one interferes. ‘Don’t
forget that those clergymen make sure that we aren’t forgotten.’ Sol looks at
him unbelievable.
- ‘And that say you, Baal? Your priests went a
long time ago. Only the ones above profit from that mob. We don’t, idiot! We still
are for the individual who doubts. We have nothing from priests. In the contrary! They
steel our last remnants, convert them, and they here above grow while we
diminish and starve. Look at yourself. Once you filled almost the whole
pantheon in your own until you shrank to human proportions. You even lost your
horns. If it goes on like this you are nothing soon and will disappear until
even the memory stops. That faith threatens us all on this
listel. If we don’t do anything it’s over for us. It won’t take long. We shrink
every generation. Damn, we have to
do something to protect ourselves.’
- ‘What?’
- ‘I don’t know. I stay because without me life is
impossible. The same counts for Luna, but believe me: most of you are superfluous
and why? Because humans are capable of too much nowadays; they really believe
that they can manage without us.’
- ‘Mogelijk, Sol, maar niemand gelooft nog in jou. Jij bent een hemellichaam dat ooit dooft. Dat maakt je onbetrouwbaar,’ lacht een ander snerend.
-
‘Dat zal de mensheid niet meemaken,’ roept Sol kwaad. ‘Voordat het zover is
zijn ze allang uitgestorven van honger en kou.’
-
‘Waar,’ geeft de ander toe, ‘en helaas betekent dat ook onze ondergang. Zonder
aanhang zijn wij overbodig.’ Sol knikt, zijn gezicht klaart op.
-
‘Als iedereen mij aanbidt hoef ik niet te doven en zou weer groot zijn hierboven
en zoveel licht uitstralen dat het onnodig is, maar het achterlijk gebroed
begrijpt het niet en rent liever naar kerken en tempels om zich te laten
verneuken. Charlatans zijn het! Priesters, imams, monniken, alles: niets dan zatvreters
die van ons profiteren.’
Een
derde bemoeit zich ermee. ‘Vergeet niet dat geestelijken ervoor zorgen dat wij
niet worden vergeten.’ Sol neemt hem ongelovig op.
-
‘En dat beweer jij, Baal? Jouw priesters zijn allang verdwenen. Alleen die van
hierboven hebben baat bij dat gespuis. Wij niet, idioot! Wij zijn er voor de
enkeling die twijfelt. Wij hebben niets aan priesters. Integendeel! Ze kapen
onze laatste restanten, bekeren hen, en zij daarboven groeien terwijl wij
verschrompelen en creperen. Zie jezelf. Ooit vulde je in je eentje bijna het
hele pantheon tot je kromp naar de afmeting van een mens. Je verloor zelfs je
horens. Als het zo verdergaat ben je binnenkort niets meer en verdwijn je tot
zelfs de herinnering stopt. Dat lot dreigt ons allemaal op deze richel. Als wij
niets doen is het gedaan met ons. Het zal niet lang duren. We krimpen elke
generatie. Verdomme, we moeten iets doen om onszelf te beschermen.’
-
‘Wat?’
-
‘Weet ik niet. Ik blijf omdat zonder mij leven onmogelijk is. Dat geldt tevens voor
Luna, maar geloof me: de meesten van jullie zijn overbodig en waarom? Omdat
mensen te veel zelf kunnen tegenwoordig. Die geloven werkelijk het zonder ons
te redden.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten