dinsdag 11 december 2012

WANDERBACH page 202


Tork is so abashed that it takes a while before he realizes that the hall, as he calls it in his mind, is populated by a number of persons that can’t be calculated. At long tables sit men and women that shine the same light as the roof, only less intense so he can see them. They are partying or have dinner, or otherwise it’s an orgy with tables full of beverage and food in amounts that are too big even for this community?
All floors remind of the Last Supper, stretched infinite, while the perspective is without doubt naive. As well the lowest at eye height as the one at the top hundreds of yards above him: every individual, the tables, the food, aren’t just clearly visible but seem to be of the same size. This effect stays the same when he looks miles away to the left or right. If there is any perspective the whole building doesn’t just stoop to the front, but the persons high above him or far from him have to be giants of a size he does not dare to imagine.
Not all sit; some stand, others lay down. Most of them eat or drink, some debate and there are the ones who openly copulate without that bystanders pay attention.
Tork understands that this is the house of the Gods but associates what he sees with Dantes’ Inferno; fallen angels that still shine but without glance; fighting men and women, gluttony, drinking to excess without ending and scenes invented by De Sade.
- ‘Is this heaven?’ he asks himself. The house of Gods where he had to be sent to necessarily? What does he do here? Numbers to immense to realize! How does he have to reach the higher floors? Distances so big that they never will hear him! 

Tork is zodanig overdonderd dat het even duurt voordat hij zich realiseert dat de hal, zoals hij het in gedachte noemt, wordt bevolkt door een niet te schatten aantal personen. Aan lange tafels zitten mannen en vrouwen die hetzelfde licht uitstralen als het dak, maar minder intens zodat hij hen kan zien. Ze zijn aan het feesten of dineren, of is het een orgie met tafels vol drank en voedsel in hoeveelheden die zelfs voor dit gezelschap te groot zijn?
Elke trede herinnert aan het Laatste Avondmaal, oneindig uitgerekt, terwijl het perspectief zondermeer naïef is. Zowel de laagste rij op ooghoogte of de hoogste, honderden meters boven hem: ieder individu, de tafels, het voedsel, zijn niet alleen duidelijk waarneembaar maar lijken ook even groot. Dat effect blijft wanneer hij kilometers ver naar links of rechts kijkt. Als er al sprake is van perspectief helt het hele bouwwerk niet alleen voorover, maar moeten de personen hoog boven hem, of ver bij hem vandaan, reuzen zijn, van wiens grootte hij zich geen voorstelling durft vormen.
Ze zitten niet allemaal; sommigen staan, anderen liggen. De meesten eten of drinken, enkelen debatteren en er zijn er wordt openlijk gecopuleerd zonder dat de omgeving er aandacht aan schenkt.
Tork begrijpt dat dit de woonplaats van de Goden moet zijn maar associeert het tafereel veeleer met Dante`s Hel. Gevallen engelen welke nog wel licht uitstralen maar inmiddels verfijning missen. Ruziënde mannen en vrouwen, vraatzucht, zuipen zonder einde en scènes door De Sade bedacht.
- ‘Is dit de hemel?’ vraagt hij zich af. De woonplaats van Goden waar hij zonodig naartoe moest? Wat komt hij hier doen? Aantallen te immens om te bevatten. Hoe moet hij de hogere etages bereiken? De afstand zo groot dat ze hem nooit kunnen horen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten