- ‘They
more than likely wait for me,’ he sighs and chops obstinate a fibrous climber which
breaks down with a moist crack. Tork stoops to crawl through the hanging vegetation,
the knife ready for a following obstacle, but when he looks up he spares a sigh.
In front of him gapes an open space. Further down bushes again, but like the light
falls through it means that he nears the end.
Cautious he sneaks forward. The final bushes,
three rows but less strangled. Tork bends branches aside, wrings himself
between until he has a free view.
After all the unexplainable he already
experienced in Underearth he stares surprised at this new absurdity. From the
almost inaccessible jungle he looks into an immense hall, build like an
enormous stairs from which the steps are bending and each for itself has a
surface of several football fields. The differences in height are right-angled and
seem to be unapproachable from where he stands. The gigantic building, which he
still cannot imagine while he sees it, rises hundreds of yards vertical, capped
by a dome-like roof that emits so much light that it blinds. It is impossible
to guess from which material the construction is made. The round shape seems to
be from pure light.
Tork has no idea on which point he stands in
front of the hall. As well left as right the construction seems endless and yet
it is nowhere interrupted by pillars or columns, it feels like the total floats
free in space. Too immense to understand he misses the references to judge. According
to the curve of the steps he more or less stands mid-sided, but later he will
learn that miles to the left or right the same optical effect persists. The
building presents itself equal to all sides and is therefore without dimension.
Meant to confuse the perception it succeeds more than convincing.
Op
zijn hoede sluipt hij naar voren. De allerlaatste struiken, drie rijen dik en
minder verward. Tork buigt takken uiteen, wringt zich ertussen tot hij vrij
zicht heeft.
Na
al het onverklaarbare dat hij in Onderaarde beleefde staart hij verrast naar
deze nieuwe ongerijmdheid. Vanuit het vrijwel ontoegankelijke oerwoud kijkt hij
in een immense zaal, gebouwd als een enorme trap waarvan de treden gebogen zijn
en elk voor zich een oppervlakte van meerdere voetbalvelden beslaan. De
hoogteverschillen zijn loodrecht en lijken onneembaar vanaf waar hij staat. Het
gigantische bouwwerk, waarvan hij zich terwijl hij het ziet nog geen
voorstelling kan vormen, rijst honderden meters omhoog, bekroont door een
koepelvormig dak dat zoveel licht uitstraalt dat het verblindt. Het is
onmogelijk te raden uit welk materiaal de constructie werd opgetrokken. De
ronde vorm lijkt uit puur licht te bestaan.
Tork
heeft geen idee op welk punt hij zich voor de zaal bevindt. Zowel links als
rechts lijkt de constructie eindeloos en toch wordt het nergens doorbroken door
pijlers of pilaren, alsof het geheel vrij in de ruimte zweeft. Te immens om te
bevatten mist hij referentiepunten om te toetsen. Te oordelen aan de kromming
van de treden staat hij ongeveer middenvoor, maar later leert hij dat
kilometers naar links of rechts hetzelfde optische effect blijft. Het bouwwerk
presenteert zich overal gelijk en is daarom zonder afmeting. Bedoelt om de
waarneming te verwarren slaagt het daar uitstekend in.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten