woensdag 5 december 2012

WANDERBACH page 195


He stands up in a clenched spasm, looks at the dog again for which one stroke was enough. He cannot leave it like this and searches a spot in the wood fringe where he digs a shallow grave with knife and stick. Not more than half a yard before the soil becomes too hard. He lifts the death dog body and lays it carefully in the shallow hole. ‘You were a good friend, perhaps the best there will ever be.’
Sad he shovels the excavated sand on the body until only a small hill reminds of Barg, grabs the lions’ fearsome legs and drags the animal on top of the grave. Perhaps not enough but he hopes that scavengers won’t smell Bargs’ body. The scent of the lion will cover his why the dog will be left alone hopefully.
There is nothing he can do anymore, stays at the strange grave for a while, the hands folded, before he turns, collects his gear and leaves to find the guilty ones. The mission has become personal.
Over an hour later the path bends sharp to the west. Tork can guess what the light in front means: the wide avenue from the village to the Gods. Carefully he approaches the crossing, suspicious of everything, but apart from wood sounds he doesn’t hear anything and yet it doesn’t seem wise to walk the lane without precaution. If they find him in the forest he will be an easy prey on their own road.
He leaves the path, goes through the wood parallel to the avenue to find his way. It is slower, less easy, but Tork is determined. Zigzagging he searches possibilities to break through with his limited tools and progresses better than thought. The road is however long like this and sometimes he goes astray far from the direction giving path of the Gods, but it’s better then walking the lane visible. The wood at least gives a feeling of shelter, yet he knows that’s just an illusion. They found him before and will do so again, what doesn’t mean that he therefore has to make it easy for them. 

Hij staat verkrampt op, kijkt nog eenmaal naar de hond voor wie één haal genoeg was. Hij kan hem niet zomaar laten liggen en zoekt een plek in de bosrand waar hij met stok en mes een ondiep graf delft. Niet meer dan een halve meter voor de grond te hard wordt. Hij tilt het dode hondenlijf op en legt het voorzichtig in de ondiepe kuil. ‘Je was een goede kameraad, wellicht de beste die er ooit zal zijn.’
Verdrietig schept hij het uitgegraven zand over het kadaver tot alleen nog een heuveltje aan Barg herinnert, grijpt de leeuw bij de vervaarlijke poten en sleurt hem tot op het graf. Misschien niet afdoende maar hij hoopt dat aaseters het hondenlijk niet zullen ruiken. De leeuwengeur zal die van Barg maskeren waardoor hij hopelijk met rust wordt gelaten.
Er is niets wat hij nog kan doen, blijft nog even aan het vreemde graf, de handen gevouwen, voordat hij zich omdraait, zijn spullen verzamelt en op weg gaat om de schuldigen te zoeken. De missie is persoonlijk geworden.
Ruim een uur later buigt het pad scherp naar het westen. Tork kan wel raden wat het licht in de verte betekent: de brede laan van het dorp naar de Goden. Behoedzaam nadert hij de kruising, verdacht op alles, maar behalve bosgeluiden hoort hij niets en toch lijkt het niet raadzaam zondermeer de laan af te lopen. Als ze hem in het bos vinden zal hij op hun eigen weg een gemakkelijke prooi zijn.
Hij verlaat het pad, stapt door het woud evenwijdig aan de laan om er een weg te banen. Het gaat langzamer, minder gemakkelijk, maar Tork is vastbesloten. Zigzaggend zoekt hij naar mogelijkheden waar hij met het beperkte gereedschap doorheen kan breken en vordert beter dan gedacht. De weg is weliswaar lang zo en soms dwaalt hij ver van het richtinggevende Godenpad, maar het is beter dan zichtbaar de laan te volgen. Het bos geeft tenminste het gevoel van beschutting, al maakt hij zich daarover weinig illusies. Ze hebben hem eerder gevonden en zullen dat weer doen, wat niet betekent dat hij het hun daarom gemakkelijk moet maken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten