There is no logic in this effortful plodding and
yet he has the idea that he can defend himself better inside the protection of
the forest.
Suddenly Tork stops. His head turns towards the
path. Now he doesn’t make any sound it’s clear: not far from him are people. He
hears mute voices, yet he can’t understand what is said. Somewhere in front, probably
on the path, and he sneaks carefully in that direction; yard after slow yard without
the slightest noise. The last part on his belly, he crawls through tight bushes
until he sees the avenue through the leaves.
The women are no ten yards far. His breath stops
when he recognizes Waja. At least thirty servants stand closely together and
block the lane; naked above the waist; their bosom covered with a short skirt. Tork
watches breathless at the moving image of a platoon Amazons. Proud and straight,
the shoulders backwards, they all stare in the direction of where he is
expected if he had followed the path. Armed without exception; a long lance and
a shield and at their side hangs a knife that in nothing compares the kitchen tools
which he saw in the village: weapons to kill, with a two-sided cutting edge that
hangs without sheath in a tab at their belt. What surprises him is that between
their breasts displays an amulet like in the guesthouse at the walls. The best
proof is Waja and he stares hypnotized at the small circle of grass. The other
amulets he recognizes as well; most of them bigger, sometimes that big that it
dangles on the belly like a pancake. Why did they take it? Tork assumes that
they wear their own tinkering that they made especially for him, but it doesn’t
explain the meaning. He studies their faces and recognizes them all. The women
that carried him, played with Barg and said goodbye when he left.
Plots
blijft Tork staan. Zijn hoofd draait in de richting van het pad. Nu hij zelf
geen geluid maakt is het duidelijk. Niet ver van hem vandaan zijn mensen. Hij
hoort gedempte stemmen, al kan hij niet verstaan wat er wordt gezegd. Ergens
voor hem, waarschijnlijk op het pad en hij sluipt behoedzaam in die richting.
Meter na langzame meter zonder het geringste geluid. Het laatste stuk op zijn
buik, kruipt hij door dicht kreupelhout tot hij door het gebladerte het pad
ziet.
De
vrouwen zijn geen tien meter ver. Zijn adem stokt wanneer hij Waja herkent.
Tenminste dertig dienaressen staan dicht bijeen en versperren de laan. Boven
het middel naakt. De schoot bedekt door een korte rok. Tork kijkt ademloos toe.
Het aangrijpende beeld van een peloton Amazones. Trots rechtop, de schouders
naar achteren, kijken ze allemaal in de richting vanwaar hij wordt verwacht als
hij het pad was gevolgd. Zonder uitzondering gewapend. Een lange speer en
schild en aan hun zij hangt een mes dat in niets lijkt op het keukengerei dat
hij in het dorp zag. Wapens om te doden, met een tweezijdig snijdend blad dat
zonder schede in een lus aan hun riem hangt. Wat hem verbaast is dat tussen hun
borsten een amulet prijkt zoals in het gastenverblijf aan de wanden hingen. Het
beste bewijs is Waja en hij kijkt gebiologeerd naar de kleine cirkel van gras.
De andere amuletten herkent hij ook. De meeste groter, soms zo groot dat het
als een pannenkoek op de buik bungelt. Waarom dragen ze het? Tork neemt aan dat
ze hun eigen knutselwerk hebben omgehangen dat speciaal voor hem werd gemaakt,
maar het verklaart de bedoeling niet. Hij bestudeert hun gezichten en herkent
ze allemaal. De vrouwen die hem droegen, die met Barg speelden en hem
uitgeleide deden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten