With the little ax from his
camping gear he flattens a way, but even the sharp steel doesn’t do much
against the elastic weeping branches which wound his face. It seems infeasible
and he stops regularly to remove a thorn from a dog paw or to gather new forces
for a next attack on the tough wall of brushwood.
There are moments where he wants
to give up but the defeated wood has already closed itself impregnable and even
he doesn’t know how far he has to break through this jungle, it took three
hours to get here, and with desperate courage he again attacks the front of
vegetation.
The first sign comes from the
dogs when they start barking, high and excited while their tails turn like
propellers. Then he sees: a glimpse of light through the wooden wall. The
bushes becoming thinner and with renewed energy he chops further until he
finally breaks the last branches.
The dogs spurt by, but he sinks
speechless on his knees and overlooks the valley: a paradise after the
nightmare of entwined thorn bushes and breast-high rocks. Young and eye
blinding green covers grass the entire meadow as far as he can see. Here and
there grouped trees like if they are planted. But most important is the clear
blue river that meanders to the further away mountains, pleasantly drifting in
her bed.
He follows the playing dogs to
the middle of the creek and throws off his rucksacks, undresses until he wades
naked into the water where he falls down, stretches and washes his wounds. The
cool fluid works like balm for his fatigued and sweaty body, and he floats,
dips his head till breath forces him to rise again. Laughing he embraces the
dogs.
Met het bijltje dat bij de kampuitrusting hoort baant hij zich een weg,
maar zelfs het scherpe staal haalt niet veel uit tegen de veerkrachtig
zwiepende takken die zijn gezicht openhalen. Het lijkt onbegonnen en hij stopt
regelmatig om een doorn uit een hondenpoot te verwijderen of nieuwe krachten te
verzamelen voor een volgende aanval op de taaie muur van kreupelhout.
Er zijn momenten dat hij wil opgeven maar het overwonnen bos heeft zich
weer onneembaar gesloten en al weet hij niet hoever nog door het voor hem
liggende oerwoud te breken, hij weet dat hij er drie uur over deed tot hier te
komen en met de moed der wanhoop stort hij zich opnieuw op het struikgewas.
Het eerste teken komt van de honden die opgewonden hoog beginnen te blaffen
terwijl hun staarten als propellers in de rondte zwieren. Dan ziet hij het. Er
gloort licht door de takkenmuur. Het struikgewas wordt dunner en met hernieuwde
energie hakt hij verder tot hij eindelijk door de laatste vegetatie breekt.
De honden stuiven hem opgewonden voorbij maar hij zakt sprakeloos op de
knieën en kijkt in het dal dat een paradijs lijkt na de doorstane nachtmerrie
van verstrengelde doorntakken en keien soms zo hoog als zijn borst.
Jong en oogverblindend groen spoelt gras door het golvende dal, zover hij
kan zien. Hier en daar groepjes bomen alsof ze zijn aangeplant. Maar het
belangrijkst is het helderblauwe riviertje dat naar de verderop liggende bergen
buigt en aangenaam in haar bedding kabbelt.
Hij volgt de spelende honden tot in het midden van de beek en gooit zijn
bepakking af, kleedt zich uit tot hij naakt in het water waadt waar hij languit
neervalt en zijn wonden wast. De koele vloeistof werkt als balsem voor zijn
vermoeid zweterig lijf en hij laat zich drijven, dompelt het hoofd onder tot
hij naar adem snakkend boven komt en lachend de honden omhelst.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten