In the middle of the village is a
low elevation, a small Taft with stairs on four sides. In between are rough
wooden benches and on one of them the old man sits down and signs Tork to
follow his example.
- ‘Do you believe in God or a
higher power?’
Tork looks surprised.
- ‘No!’ he answers crude.
Perlwachter smiles.
- ‘That’s what I thought’; strikes
meditative his long dove-gray beard. ‘I want to ask a question without starting
a long meaningless discussion. Do you really believe that all stories about
Gods from the earliest beginning are purely fantasy?’
Tork observes the gray-haired. He
feels that Perlwachter searches an opening to explain the final goal of his
appearance and that much depends on the answer given. He thinks it over and
formulates carefully: ‘Maybe not. To be honest I don’t know. After weeks in
nature I sometimes have the feeling that there has to be such thing as a higher
power, but back home, in the city, I rather believe the opposite.’
Perlwachter nods.
- ‘A satisfying answer’; he
murmurs. ‘You have to know that such thing as God exists. Not like people imagine
as an absolute power that has their destiny. In that the allegories, as so
often, exceed reality. Just assume
that something like an omnipotence exists. Not necessarily higher or
lower, a magician who dithers and features at its sole discretion, but a
referee that has the power to interrupt the game or stop it and who has to
render account himself. Can you imagine such?’
- ‘To whom this referee has to
account for? That implicates something even higher’; he hesitates.
The gray-haired smiles.
- ‘Well noted. It is not
completely like that but still well noted. You forget that humanity knows a lot
of Gods: ancient, often half forgotten and newer for whom even today still
countless temples are been erected. Those Gods, we will keep calling them like
that for the ease of speak, account for each other.
In het midden van het dorp is een lage verhoging, een kleine terp, met aan
vier zijden trapjes. Daartussen staan ruwhouten banken en op één ervan gaat de
oude zitten en beduidt Tork zijn voorbeeld te volgen.
- ‘Geloof je in God of een hogere macht?’
Tork kijkt verbaasd.
- ‘Nee!’; antwoordt hij bot.
Perlwachter glimlacht.
- ‘Dat dacht ik al’; strijkt peinzend door de lange duifgrijze baard. ‘Ik
wil een vraag stellen zonder een naar niets leidende discussie te beginnen.
Geloof je werkelijk dat alle godenverhalen vanaf de jongste tijd pure verzinsels
zijn?’
Tork neemt de grijsaard op. Hij voelt dat Perlwachter een opening zoekt om
het eigenlijke doel van zijn komst te verklaren en dat veel afhangt van het
antwoord dat hij geeft. Hij denkt na en
formuleert voorzichtig: ‘Misschien niet. Eerlijk gezegd weet ik het niet. Na
wekenlang in de natuur heb ik soms het gevoel dat er zoiets als een hogere
macht bestaat, maar thuis, terug in de stad, geloof ik eerder het tegendeel.’
Perlwachter knikt.
- ‘Een bevredigend antwoord’; mompelt hij. ‘Je moet weten dat er zoiets als
God bestaat. Niet zoals mensen zich voorstellen als absolute macht die over hun
lot beschikt. Daarin overtreffen de allegorieën, zoals zo vaak, de
werkelijkheid. Neem even aan dat er zoiets als almacht bestaat. Niet
noodzakelijk hoger of lager, een tovenaar die naar goeddunken wikt en beschikt,
maar een scheidsrechter die de macht heeft het spel te onderbreken of stil te
leggen en die op zijn beurt rekenschap aflegt. Kun jij je zoiets voorstellen?’
- ‘Bij wie moet die scheidsrechter zich verantwoorden? Dat impliceert dat
er nog iets hogers is’; zegt hij weifelend.
De grijsaard glimlacht.
- ‘Goed opgemerkt. Zo is het niet helemaal, maar toch goed opgemerkt. Je
vergeet dat de mensheid heel wat Goden kent: oude, vaak half vergeten, en
nieuwere waarvoor tegenwoordig nog altijd talloze tempels worden opgericht. Die
Goden, we zullen ze voor het gemak zo blijven noemen, leggen rekenschap af aan
elkaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten