- ‘Tork……To-ork…..To-hork.’
Does he hear right? Carefully he observes both dogs that don’t even
lift their heads but keep on sniffing unknown scents, their noses to the ground.
Nevertheless it seems that someone whispers his name, but how is this possible?
Is it a whim of nature or the wind between the trees? But there is no wind! Nothing
moves the grass or leaves. The sun glows mild over the valley which stretches
as a spring fairytale.
Without unease Tork knows that
the valley is strange: the light, colors, the temperature and even the state of
the sun, everything breaths spring while the fruit overloaded vegetation certify
summer and early autumn. It is August. The grass should be dark. Full and ripe
with seed shafts reaching to his knees. But it is a young and springy fresh
green and equal carpet that feels like ironed under his heavy shoes.
Also the leaves are of a same fresh
green and in shrill contrast with the blooming fruit that heavily hangs from
the branches. And nowhere a fallen piece while this should be expected by such
an excess.
No cherry or apple gnawed by
birds or insects, even he saw fireflies and dragonflies above the creek. That
there are birds, certainly in the forest, he can hear clearly but also nearer
sometimes something flies up. He didn’t pay attention and now he remembers he
thinks he saw the bright colors of parakeets and parrots which don’t belong
here and on this altitude.
The sound repeats and curious
Tork walks towards the direction it comes from: the dense forest that covers
the slope.
The dogs frolicsome follow. Where ever he will go everything is new and
excited for discovery they race beyond him just to press their noses again in the
newly smelling grass. -
‘Tork……To-ork…..To-hork.’
Hoort hij wel goed? Oplettend kijkt hij naar beide honden die zelfs de
koppen niet optillen maar doorgaan met onbekende geuren snuiven, neuzen dicht
tegen de grond. Toch lijkt het alsof iemand zijn naam fluistert, maar hoe kan
dat? Een speling van de natuur? De wind tussen de bomen?
Maar er is geen wind! Niets beweegt het gras of de bladeren. De zon straalt
mild over het dal dat zich als een lentesprookje uitstrekt.
Zonder onbehagen weet Tork dat het dal vreemd is: het licht, de kleuren, de
temperatuur en zelfs de stand van de zon, alles ademt lente terwijl de met
vruchten overladen aanplant van zomer en vroege herfst getuigen. En het is
augustus. Het gras zou donker moeten zijn. Vol en rijp met zaadschachten die
tot de knieën reiken. Maar het is een jong en veerkrachtig prilgroen tapijt, zo
egaal dat het als gladgestreken onder de zware schoenen voelt.
Ook de bladeren zijn van eenzelfde frisgroen en in schril contrast met het
blozende fruit dat zwaar aan de takken hangt. En nergens een afgevallen stuk
terwijl dat toch te verwachten valt bij zulk een overdaad.
Geen kers of appel aangevreten door vogels of insecten, al zag hij
vuurvliegjes en libellen boven de beek. Dat er vogels zijn, zeker in het bos,
is duidelijk te horen aan hun gekwetter maar ook dichterbij vliegt af en toe
iets weg. Hij lette er niet op en nu hij eraan terugdenkt meent hij zich de
felle kleuren te herinneren die doen denken aan parkieten of andere
papagaaiachtigen, soorten die hier en op deze hoogte niet thuishoren.
Het geluid herhaalt zich en nieuwsgierig naar wat het veroorzaakt loopt
Tork in de richting waar het vandaan komt: het dichte woud dat de helling
verbergt.
De honden volgen dartel. Waar hij ook gaat, alles is nieuw en tuk op
ontdekking rennen ze hem voorbij om even later opnieuw hun neus in het
opwindend ruikend gras te drukken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten