To find out he has to follow and
see why Perlwachter let them come, and even more important: how he managed.
Inside the ring of hills Tork
stops suddenly. His first impression was correct. The hills and probably
everything surrounded is human made. How did they get the machines up to
realize this? This means that there has to be a road to civilization. He will ask the elderly later.
The dogs peep indecisive around
his knee, ears pursed, collar of neck-hair half alive. They are in the middle
of the village, or better: a midget village! Without any doubt these bumps are
homes: hollow inside, because in every one is a half round door. There can’t be
much space, the hills aren’t high enough. Even behind the largest he still can
see the meadow of grass and trees.
Perlwachter turns triumphantly smiling.
- ‘Again, welcome in Wanderbach’;
he laughs and for some reason he looks even taller.
- ‘Do you live here?’ Tork asks incredulously and when the gray-haired nods: ‘Sorry, but aren’t those
shacks far too small?’
The old man hints and heads
towards one of the doors and after he opens it Tork sees a stair downwards. The
homes are for most part underground, except the entrance which is cleverly
hidden in the artificial build molehill. They lay in a rough circle, some
thirty, in the shape of a vague star two by two. Under the ground they are
connected like a chain of coupled livings.
Apart from Perlwachter Tork doesn’t
see any sign of life and he wonders where the others are because he can’t
imagine that the old man lives by his own in this widely spread complex.
Om dat uit te vinden moet hij mee en zien waarom Perlwachter hem liet komen
en op welke onverklaarbare wijze hij dat voor elkaar kreeg.
Binnen de heuvelring blijft Tork plotseling staan. Zijn eerste indruk
klopte. De heuvels en waarschijnlijk alles eromheen zijn door mensenhanden
gemaakt. Hoe hebben ze de machines om dit te realiseren hierboven gekregen? In
elk geval betekent het dat er een weg moet zijn die naar de bewoonde wereld leidt.
Hij zal er de oude straks naar vragen.
De honden gluren besluiteloos rond zijn knie, de oren gespitst, de kraag
van nekharen half overeind.
Ze staan midden in een dorp, of liever: een kabouterdorp! De heuvels zijn
onmiskenbaar woningen: hol vanbinnen want in elke verhoging zit een halfronde
deur. Veel ruimte kan er niet zijn, zo groot zijn de heuvels niet. Zelfs over
de hoogste ziet hij het achterliggend landschap van gras en bomen.
Perlwachter heeft zich triomfantelijk glimlachend omgedraaid.
- ‘Nogmaals, welkom in Wanderbach’; zegt hij twinkelend en om de een of
andere reden lijkt hij nog langer.
- ‘Woont u hier?’; vraagt Tork ongelovig en wanneer de grijsaard knikt:
‘Neemt u mij niet kwalijk, maar die hutjes zijn toch veel te laag?’
De oude wenkt opnieuw en gaat voor naar een van de deurtjes en nadat hij
het openduwt ziet Tork een trap omlaag. De huizen zijn voor het grootste deel
ondergronds, behalve de toegang die kunstig in de artificieel opgeworpen
molshoop verborgen werd.
De heuvels liggen in een ruwe kring, een stuk of dertig, en in de vorm van
een vage ster twee aan twee gepaard. Onder de grond staan ze met elkaar in
verbinding als een cirkel van geschakelde woningen.
Behalve Perlwachter ziet Tork geen teken van leven en hij vraagt zich af
waar de anderen zijn omdat hij zich niet kan voorstellen dat de grijsaard in
zijn eentje in het uitgestrekte complex woont.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten