zondag 13 mei 2012

WANDERBACH – page 3-4


With help of some bone dry leaves and little branches he builds a fire which he feeds with bigger chunks of wood till the flames reach so high that they warm the small ridge. Ducked in his sleeping-bag, his back against the rock he divides their last, in the mean time dry, bread. There is some cheese left and half a sausage which he bought in the last village they passed. From tomorrow it shall be emergency rations, enough for a whole week if they manage that long without water. The water-bottle still half full and even now they need a tug after the dry sticky bread, he leaves the bottle closed, uncertain what the future brings.
He is not afraid that the fire will extinguish during the night, the ridge is so uncomfortable that he won’t sleep much. It shall be a long night, in spite of the cozy flames in the dark and the crackling sparkles which fade before they hit the ground. Cold crawls unstoppable alongside the slope, which worries him while he rolls a cigarette.
They didn’t come far today: in twelve hours not more then fifteen miles. The terrain was even heavier then he expected and if it stays like this it will take days to pass these mountains.
He wakes up because one of the dogs growling suppressed. His senses are sharp after weeks in nature. Back home it will fade again thanks to the protecting harness of regular life, the false save feeling in the city-jungle which covers him from stepping into dog-shit or bumping onto people on the packed side-walks. But here, with civilization almost unreachable far, some other alert awakens which sharpens the possibilities to predict the weather or to find water hopefully.
His intuition tells what alarmed the dogs: further down the slope they spotted a hunting lynx. He feels the animal more then he hears it, but it is that discretion which betrays his kind.

page 4

Met wat kurkdroge blaadjes en kleine takjes bouwt hij een vuur om het te voeden met steeds grotere takken tot de vlammen zo hoog schieten dat ze het smalle plateau verwarmen.
Weggedoken in de slaapzak, de rug tegen de rotswand verdeelt hij het laatste, inmiddels verdroogde brood. Er is nog wat kaas en een halve worst die hij kocht in het laatste dorp dat ze passeerden. Vanaf morgen zullen het noodrantsoenen zijn, genoeg voor een hele week als ze het tenminste zolang volhouden zonder water.
De veldfles nog halfvol en al kunnen ze best een slok gebruiken na het droog plakkende brood, hij laat de schroefdop op de plaats nu hij niet weet wat morgen brengt.
Hij is niet bang dat het vuur zal doven tijdens de nacht, zijn houding zo ongemakkelijk dat hij vaak genoeg wakker zal schrikken. Het zal een lange nacht worden, al lekken de vlammen gezellig in het duister met soms een knetterende vonk die dooft voordat ze de grond raakt. De kou kruipt onstuitbaar langs de helling en hij rolt bezorgd een sigaret
Ze zijn niet veel opgeschoten vandaag. In twaalf uur hooguit vijfentwintig kilometer. Het terrein nog zwaarder dan hij dacht en als het zo blijft zal het dagen kosten om door dit gebergte te trekken.
Hij schrikt wakker omdat de honden onderdrukt grommen. De zintuigen gescherpt door wekenlang door de natuur trekken. Terug thuis zullen ze weer afstompen dankzij de beschermende kapsels van het reguliere leven dat vals beschermt in de jungle van asfalt en beton om plaats te maken voor een ander soort intuïtie die hem ervoor behoedt in een hondendrol te trappen of in gedachten tegen mensen te botsen op de volgepakte trottoirs. Maar hier, met de beschaving haast onbereikbaar ver, is er een andere waakzaamheid die hem in staat stelt het weer te voorspellen of hopelijk water te vinden.
Die intuïtie vertelt hem wat de honden alarmeerden. Lager op de helling jaagt een lynx. Hij voelt het dier meer dan hij het hoort, maar juist de omzichtigheid waarmee het beweegt verraadt zijn soort. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten