With help of some bone dry leaves
and little branches he builds a fire which he feeds with bigger chunks of wood
till the flames reach so high that they warm the small ridge. Ducked in his
sleeping-bag, his back against the rock he divides their last, in the mean time
dry, bread. There is some cheese left and half a sausage which he bought in the
last village they passed. From tomorrow it shall be emergency rations, enough
for a whole week if they manage that long without water. The water-bottle still
half full and even now they need a tug after the dry sticky bread, he leaves
the bottle closed, uncertain what the future brings.
He is not afraid that the fire
will extinguish during the night, the ridge is so uncomfortable that he won’t
sleep much. It shall be a long night, in spite of the cozy flames in the dark
and the crackling sparkles which fade before they hit the ground. Cold crawls unstoppable
alongside the slope, which worries him while he rolls a cigarette.
They didn’t come far today: in
twelve hours not more then fifteen miles. The terrain was even heavier then he expected
and if it stays like this it will take days to pass these mountains.
He wakes up because one of the
dogs growling suppressed. His senses are sharp after weeks in nature. Back home
it will fade again thanks to the protecting harness of regular life, the false
save feeling in the city-jungle which covers him from stepping into dog-shit or
bumping onto people on the packed side-walks. But here, with civilization
almost unreachable far, some other alert awakens which sharpens the
possibilities to predict the weather or to find water hopefully.
His intuition tells what alarmed
the dogs: further down the slope they spotted a hunting lynx. He feels the
animal more then he hears it, but it is that discretion which betrays his kind.
page 4 |
Met wat kurkdroge blaadjes en kleine takjes bouwt hij een vuur om het te
voeden met steeds grotere takken tot de vlammen zo hoog schieten dat ze het
smalle plateau verwarmen.
Weggedoken in de slaapzak, de rug tegen de rotswand verdeelt hij het
laatste, inmiddels verdroogde brood. Er is nog wat kaas en een halve worst die
hij kocht in het laatste dorp dat ze passeerden. Vanaf morgen zullen het
noodrantsoenen zijn, genoeg voor een hele week als ze het tenminste zolang volhouden
zonder water.
De veldfles nog halfvol en al kunnen ze best een slok gebruiken na het
droog plakkende brood, hij laat de schroefdop op de plaats nu hij niet weet wat
morgen brengt.
Hij is niet bang dat het vuur zal doven tijdens de nacht, zijn houding zo
ongemakkelijk dat hij vaak genoeg wakker zal schrikken. Het zal een lange nacht
worden, al lekken de vlammen gezellig in het duister met soms een knetterende
vonk die dooft voordat ze de grond raakt. De kou kruipt onstuitbaar langs de
helling en hij rolt bezorgd een sigaret
Ze zijn niet veel opgeschoten vandaag. In twaalf uur hooguit vijfentwintig
kilometer. Het terrein nog zwaarder dan hij dacht en als het zo blijft zal het
dagen kosten om door dit gebergte te trekken.
Hij schrikt wakker omdat de honden onderdrukt grommen. De zintuigen
gescherpt door wekenlang door de natuur trekken. Terug thuis zullen ze weer
afstompen dankzij de beschermende kapsels van het reguliere leven dat vals
beschermt in de jungle van asfalt en beton om plaats te maken voor een ander
soort intuïtie die hem ervoor behoedt in een hondendrol te trappen of in
gedachten tegen mensen te botsen op de volgepakte trottoirs. Maar hier, met de
beschaving haast onbereikbaar ver, is er een andere waakzaamheid die hem in
staat stelt het weer te voorspellen of hopelijk water te vinden.
Die intuïtie vertelt hem wat de honden alarmeerden. Lager op de helling
jaagt een lynx. Hij voelt het dier meer dan hij het hoort, maar juist de
omzichtigheid waarmee het beweegt verraadt zijn soort.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten