maandag 25 maart 2019

Epos over de mens XCVIII



De belasting lacht zich rot en haalt en passant mijn laatste centen binnen
hoewel ik nooit rijk was of te veel verdiende, was het gemakkelijk te innen
van een sloeber zoals ik, veel gemakkelijker dan van de rijke pief,
het groot bedrijf, of een andere achtenswaardige dief
die met dure advocaten zijn kapitaal beschermd,
nog geholpen door wetten en regelgeving, democratisch in elkaar gestoken
zodat al die dieven-piefen alle jaren hun betalingen ontdoken
terwijl het democratisch volk het gelag betaalde,
daar weliswaar van baalde, zonder er iets aan te doen,
gaven ze hun zuur verdiende poen met een zuur gezicht
en…je raadt het nooit; zijn vervolgens weer voor hetzelfde gezwicht.
dat hen nogmaals pootje lapten met de rekening van jarenlang vervuilen
viel het volk massaal in de gegraven kuilen van het kapitaal
dat huilde, omdat als zij het moesten betalen
er binnenkort helemaal niets meer viel te halen
nadat het grote geld naar elders was verdwenen
waar dan natuurlijk onze welvaart zou zijn verschenen
en hier niet alleen hun rotzooi achterbleef
maar ook het democratisch volk in bittere ellende
haar schamele bezittingen telde, was het kapitaal
voorgoed met hun inspanningen aan de haal.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten