woensdag 13 maart 2019

Epos over de mens LXXXVI


‘Verdwijn!’; baste hij tegen de dronken lantaarnpaal
zwierzwaaidend langs het trottoir,
de agente onderzeikte, waarna zij het blauwe mantelpakje uitwrong
en aan de laagste tak te drogen hing.
Stond ze daar in haar kaki slipje en bovenmaatse tieten
waartussen een verkeersader ontsprong
die doodbloedde in het holst van de mensheid.
‘Fileleed’; lispelde ze nog, toen ze zag dat haar gezwaai vergeefs 
en het fluitje op haar borst groen vergeeld was.

Veel is te weinig en nooit genoeg
voor het arme schaap dat zijn honger staakt.
Sigaret tussen aangebrande vingers rookt de geile lucht,
zwanger van ongewassen haren,
klauwen krommen nagels en zuchten het paternoster
vol heimwee, vol wrok naar achterwege verleden.

Fluit de roffel voor mij,
alstublieft, Piet Hein
doe het om mijn kleinood
opdat ik zilver schijn
en de maan weer groot
ons schip verlicht. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten