vrijdag 1 maart 2019

Epos over de mens LXXIV



Het verschrikkelijk wormkluwen klooit rond en waart
tot de hemelpoort gevreten is.
Dan spuugt het melkwit,
vloeit zijn vloeisel tussen gal en overdaad,
bestijgt de geschroeide demon tussen zijn benen
en verwart haar warmte met die van hem.
Hoe onnozel kun je zijn?
Hoe achterlijk de torenspits waant zich in haar wolken.
Klokken verzinken in het dal van haar vagina.
Of toch een fluitje van één cent?

Koningskroon van goudgeblaf,
engelen op een dobermannpincher
fluiten de macht van de heilige stier
blaast wolkjes waarop hun rijstepapkontjes 
brandend verlangen.
Oh heerlijke toverfluit
geef me kracht haar te binden
met koorden aan het spijltjesbed,
en liefst wijdbeens!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten