maandag 11 maart 2019

Epos over de mens LXXXIV


Warmte kleeft aan mij.
Zelfs in de winter nog zweet
dat verrukkelijk mijn lichaam doucht. 
Ziltig hard als een schaal, als een pantser
waardoorheen niemand kan dringen.
Toch niet wanneer ik daarvoor
niet in de stemming ben.

Vliegend verkopen, is dat niet wat iedereen wil?
Centjes tellen in de lucht, de lucht van geld
en wilde dromen die nooit bedriegen.

‘Beter smerig dan vuil’, zei ik,
schuivend met de volle knoop van mijn das
die de dollartekens van Warhol droeg.
Op een gouden blaadje het contract
dat ik opdroeg aan de duivel.
Met een zwierige bokkenpoot tekende ik
en bekrachtigde de verdienste
die niet de mijne was.

Bergamonkruit om mee te schieten.
Schoten dat om je oren vliegt.
Verdomme, verdorie, nogmaals mis.
Of was het raker dan jijzelf besefte?
Toen het kruid je borst kruiste,
kruisigde ik mezelf en kuste de voorzienigheid
jou op het topje van je ijsbergkruin.

Dacht jij het beter te weten dan ik? Die alles weet.
Zelfs dat wat niet te weten is! Heb ik toch geweten,
ook zonder geweten voel ik mij bezwaard.
Alleen al door mijn gewicht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten