woensdag 23 januari 2019

Epos over de mens XXXVII


De weg is weg, het is verdwenen,
glipte vantussen mijn vingers vantussen mijn tenen
en nu is het weg, niet meer te vinden
waar ik ook zoek, waar ik ook kijk
is er geen weg terug, dan over mijn lijk!

Dit lawaai dat rond mijn oren vliegt maar het daarom niet kan raken,
is gekocht van gestolen centen, bitter verdiend, gaat op in rook
en knalt de wereld in twee elkaar bekampende kampen
om rust en stilte of nog meer lawaai dan de dagelijkse dosis
die al niemand meer verschrikt, behalve de te angstige vogel
met luid gefladder en opgejaagd tegen het raam aan knalt,
dood naar beneden valt waar het stil blijft liggen
van alle lawaai bevrijdt nooit meer vrijt met de vogelin,
prooi voor de bange kat, kijkt schichtig rond,
verdwijnt vervolgens onder de grond in het hol
voor de vos bestemd die geheel ontstemd de kat in zijn nekvel grijpt
waarna het lawaaierig begint te smakken, er haren en veren
aan zijn vossensnuit plakken, schiet de vuurpijl zijn huisje binnen,
zet vos en al in lichterlaaie, ontploft in duizend sterren 
die zo plots en van zo verre de dood bracht in het veilig lijkende hol
dat vol van wormen en insecten tot kerkhof werd.

Het jaar is nieuw, wordt beweerd, maar ik zie geen enkel verschil.
Zo grijs en saai als gisteren is ook nog geen enkel geschil beslecht,
zijn er nog evenveel op de vlucht voor zichzelf of voor een ander
die niet wil dat de ander zijn mening telt of verdient van het geld
dat hij wil hebben, wordt er nog net zo veel bos gekapt,
dezelfde verkeerde moppen getapt en grenzen gesloten
voor hen die overal en nergens werden uitgestoten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten