woensdag 30 januari 2019

Epos over de mens XLIV


“Vuige lasterpraat”, sprak de president,
“Niks dan nep nieuws. Dat is wat het is”,
terwijl de broek waarin hij had gepist
naast hem hing te drogen 
onder het baldakijn van de presidentiële tent.

Bijna mis en nog niet raak!
Je ziet veel te vaak hoe compromissen de mist in gaan
omdat het geen van allen raakt om gemiddeld te worden genomen.
Zoals polders tenslotte weer verzuipen
is polderen de uiting van onvermogen
om gezamenlijk achter het weerbare te kruipen.

Het vreselijk gefundeerd misverstand neemt hand over hand toe,
in brede lagen verspreidt woord en beeld, behangt de wereld
met flarden kleuren, vormen vervagen, normen
worden uitgerekt, niet langer van waarde
zijn zij waardeloos geworden als dood gescandeerde leuzen
waren ook geuzen niet veel meer dan gespuis
dat uit was op eigen gewin, geruggensteund door een prins
die al geen nazaten meer heeft maar wel nog zetelt
in de polders dreigen te verzuipen.
Het is niet eens doorgestoken kaart, maar zo gegroeid,
voor lief genomen, wiens lief niet genomen wilde worden
door geuzen van deze tijd met blond gestoken haren
en valselijk blauw gelensde ogen blikken zij arrogant,
schuiven alles aan de kant dat niet uit hun lendenen ontsproot,
vergeten dat zij de oorsprong nog zelf hadden gedood
omdat zij nooit genoeg dreigen te hebben
van het vele dat anderen moeten ontberen,
onteren zij nog liever hun moeder, hun vader, het knekelhuis
van al wie hen voorafging om het eigen gelijk
waarvan ze heel goed weten hoe ongelijk ze hebben.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten