dinsdag 1 januari 2019

Epos over de mens XV


Gelijk heb je, maar waarin, hoezo, waarover en waarvoor
krijgt gelijk nooit de kans zijn gelijk te halen omdat het met zoveel is
heeft iedereen tegelijkertijd ongelijk, zoals de waarheid niet bestaat,
bestaat gelijk evenmin; hooguit wat ik of jij ervan vind,
kan het zelfs geen ietsje meer zijn, is vaak minder dan je denkt,
voor wie al denkt, want ook dat is niet iedereen gegeven.
Worden de meesten gedacht, de gedachte indachtig was zij al jaren drachtig
van het idee dat niet geboren wenste te worden,
bleef verstopt in haar buik als gevoel van gelijk
en de waarheid binnen handbereik die alleen naar buiten kwam in geval van nood,
dat zij dan ontbood terwijl ze leuzen scandeerde over recht en trouw en plicht
of over uiterlijk van gezicht, over herkomst en waarnaartoe
wist niemand van hen hoe zij daar moesten raken,
hoorde je hun gepieker in haar voegen kraken,
maar zonder dat zij beviel of het de anderen kon bevallen
riepen zij “Grenzen Dicht!” en raakten opgesloten,
mochten niet meer buiten om een luchtje te scheppen,
want die lucht was niet van hun, maar van anderen die zij het hadden afgenomen.

Het feestgewoel druiste tegen alles in, ook tegen mij en mijn gezin,
al was dat niet zo belangrijk. Belangrijker was het geheel,
want wij waren met veel, zoveel dat ze niet eens in het bootje pasten,
zoveel dat wie moest op de ander zijn blote voeten plaste.
Als iemand bewoog viel een ander overboord, ging kopje onder en verdronk,
kapseisde de boot door het tegenwicht, proestten wij allen te water.
Alleen wie nog baby was kon zwemmen, maar raakte onderkoeld
tenslotte, was de vrieskou niet prettig om te vertoeven.
Dat was het laatste dat van ons werd gehoord
want niemand was nog langer aan boord, kwam redding te laat,
al was het de vraag wie nog gered had willen worden
nu het beloofde land niet langer bestond, het de grenzen had gesloten
voor ons die al van het begin zonder weten werden verstoten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten