donderdag 31 januari 2019

Epos over de mens XLVI



Op maar een voet hinkte ik achter de kermis aan,
ben samen met hen de baan op gegaan
nadat ik het reuzenrad en de roetsjbaan had gedaan
vanwaar ik was uitgegleden, helemaal tot beneden was ik al geweest;
alle anderen hadden er gefeest van ’s morgens in alle vroegte
tot de allerlaatste avond danste ik heel alleen en keek naar haar
die met mij danste, nog allener dan ikzelf met haar was begaan.

De laatste is gestopt met roken, geen signalen meer
en dekens worden slecht verkocht nu het elk jaar warmer wordt
verslijt ik d’ene na d’andere zwembroek, ga nog liever
naakt het water in waar mijn pik tot borrelworstje wordt,
knagen al de eerste vissen, liggen lui voor de tv,
kijken gefascineerd door hun Unox bril naar het wc
dat zijzelf niet kennen om elkaar op te jennen;
“Doe jij het eerst, of zal ik?” wijzend naar mijn pik,
al voor de helft opgesnoept door alle vissen
die nog liever poepen dan ze moeten pissen.

Fluisterhuis de haven in waar het was weggewaaid
door de heftigste storm sinds eeuwen
werden wij genaaid en gooiden onszelf voor de leeuwen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten