donderdag 31 januari 2019

Epos over de mens XLVI



Op maar een voet hinkte ik achter de kermis aan,
ben samen met hen de baan op gegaan
nadat ik het reuzenrad en de roetsjbaan had gedaan
vanwaar ik was uitgegleden, helemaal tot beneden was ik al geweest;
alle anderen hadden er gefeest van ’s morgens in alle vroegte
tot de allerlaatste avond danste ik heel alleen en keek naar haar
die met mij danste, nog allener dan ikzelf met haar was begaan.

De laatste is gestopt met roken, geen signalen meer
en dekens worden slecht verkocht nu het elk jaar warmer wordt
verslijt ik d’ene na d’andere zwembroek, ga nog liever
naakt het water in waar mijn pik tot borrelworstje wordt,
knagen al de eerste vissen, liggen lui voor de tv,
kijken gefascineerd door hun Unox bril naar het wc
dat zijzelf niet kennen om elkaar op te jennen;
“Doe jij het eerst, of zal ik?” wijzend naar mijn pik,
al voor de helft opgesnoept door alle vissen
die nog liever poepen dan ze moeten pissen.

Fluisterhuis de haven in waar het was weggewaaid
door de heftigste storm sinds eeuwen
werden wij genaaid en gooiden onszelf voor de leeuwen!

Epos over de mens XLV



Hoe redt de wereld de wereld en ons alleen?
Door ons te redden maakte het dat ons verdween
van het toneel gevuld met misverstanden
schrapte het alle bestanden die haar belasten
en hield niets over om te tonen, aan te tonen
dat het haar schuld niet was,
maar slechts een kras op het blazoen van onvermogen,
geen onvertogen woord kwam over haar lippen
over het laag voor laag strippen van de korst.
Maar dat kraken van dorst droogde ons uit
tot ook wij barsten van ongeduld om de onschuld die het niet meer had,
verdwenen achter het rad van fortuin was het weggewield,
terug naar het oneindig verlangen van nog een dag,
die, wat dacht je, nooit meer komen mag na het verslag
dat de wereld van ons deed
was het op, gedaan met ons en alle anderen
omdat de wereld vond dat de wereld moest veranderen.

Verbazingwekkend vlug kwam hij terug van weggeweest,
dat beest dat nooit meer oorlog mocht, nooit meer macht
had het naar zich toe getrokken, nu het toch weer dacht
het loopje te kunnen nemen, was er opnieuw dat langverwachte feest
van schieten met mortieren, van graven vol van lopen,
van mensen dicht bijeen, geconcentreerd op hun hopen
om te blijven leven, het naakte zijn alleen nog zonder franje
geen internet, geen viering van oranje op bevrijdingsdag,
stonden zij naakt en uitgeteerd met schamel kostje in een tinnen mok
en gluurden bang met holle ogen naar wie zijzelf nog hadden verkozen
toen zij dachten meer te hebben dan een ander, dat de vijand buiten woonde
was hij al lang, decennia lang, een van hun, als buur, als vriend, als broer of zus,
was hij dus, nooit weggeweest van tussen hen in!

woensdag 30 januari 2019

just a little bit of snow

click pic to enlarge

pimpelmees - blue tit, Daalhof Maastricht (NL)

merel (v) - blackbird (f)




merel (m) - blackbird (m)

roodborst - robin

















huismus - house sparrow




houtduif - wood pigeon



koolmees - great tit



Vroenhoven field (B)



zwarte specht - black woodpecker, Veldwezelt (B)

Dousberg Maastricht (NL)


berkenlaan - birch lane Veldwezelt (B)

koperwiek - redwing, Dousberg (NL)




Epos over de mens XLIV


“Vuige lasterpraat”, sprak de president,
“Niks dan nep nieuws. Dat is wat het is”,
terwijl de broek waarin hij had gepist
naast hem hing te drogen 
onder het baldakijn van de presidentiële tent.

Bijna mis en nog niet raak!
Je ziet veel te vaak hoe compromissen de mist in gaan
omdat het geen van allen raakt om gemiddeld te worden genomen.
Zoals polders tenslotte weer verzuipen
is polderen de uiting van onvermogen
om gezamenlijk achter het weerbare te kruipen.

Het vreselijk gefundeerd misverstand neemt hand over hand toe,
in brede lagen verspreidt woord en beeld, behangt de wereld
met flarden kleuren, vormen vervagen, normen
worden uitgerekt, niet langer van waarde
zijn zij waardeloos geworden als dood gescandeerde leuzen
waren ook geuzen niet veel meer dan gespuis
dat uit was op eigen gewin, geruggensteund door een prins
die al geen nazaten meer heeft maar wel nog zetelt
in de polders dreigen te verzuipen.
Het is niet eens doorgestoken kaart, maar zo gegroeid,
voor lief genomen, wiens lief niet genomen wilde worden
door geuzen van deze tijd met blond gestoken haren
en valselijk blauw gelensde ogen blikken zij arrogant,
schuiven alles aan de kant dat niet uit hun lendenen ontsproot,
vergeten dat zij de oorsprong nog zelf hadden gedood
omdat zij nooit genoeg dreigen te hebben
van het vele dat anderen moeten ontberen,
onteren zij nog liever hun moeder, hun vader, het knekelhuis
van al wie hen voorafging om het eigen gelijk
waarvan ze heel goed weten hoe ongelijk ze hebben.

maandag 28 januari 2019

Epos over de mens XLIII



Fluks vlotte het niet. Wat vind je zelf?
Het ging best wel traag, nietwaar?
Als een slak in zevenveertigelf…
Dat reukwater? Nee joh, geen gevaar
in de straat met hoge nummers
maken wij er nog wel een nummertje bij,
keren zo het getij in eau de cologne
dat zo zeer naar Keulen ruikt,
maar dan wel met een Frans geurtje,
wat ik je brom. Kijk niet zo dom
naar dat lullige deurtje. Treedt binnen
in mijn alkoof en leg u neder
in het stof mijns aanschijns
en wring uzelf in bochten
tegen het tochten van uw spleet,
al moet ik zeggen dat het mij speet
u niet in levende lijven aan te treffen
zodat ik u zou kunnen beffen
nog voordat ik naar Cologne reed.

Pastoor Huppelkut’s  meid is werkelijk een trut;
dat geloof je niet, zoals zij eruit ziet
zonder snor of baard, is geen gezicht
voor zo’n jong wicht dat voor zo’n oud pastoortje is gezwicht,
veegt ze op haar knieën de vloer met hem aan,
is vervolgens naar zolder gegaan om hem te verhangen
aan de hanenbalk. Dat tekent werkelijk haar verlangen
om hem zo snel mogelijk naar de hemel te laten gaan.

Epos over de mens XLII



Ik zing tijdens de wandeling, fluit naar vogels in de bomen
piepen naar mij omlaag, loeren vantussen het gebladerte
en kijken op mij neer, begroeten wij elkaar,
wenst de een de ander gelukkig nieuwjaar
dat voor vogels elke dag opnieuw begint,
elke dag die niet wordt verknald
door de boomzaag, niet wordt vergald
door krijsend gejank of het geschut van een tank,
vallende bommen of intens verkeer.
Iedere dag opnieuw, telkens weer!

De boer met kiespijn keek zijn boeken na,
rekende zich stuk, schrok zich een ongeluk
van hoe duur boeren was geworden
en toch was dat de minste van zijn zorgen;
eten was immers nog altijd spotgoedkoop,
zeker dat van verre kwam,
scheet hij, de boer, gewoon mee op de grote hoop
die niet alleen hem, maar de hele wereld sloopt,
waar boontje allang niet meer om zijn loontje kwam.

zondag 27 januari 2019

Epos over de mens XLI


In de duistere straten lichten de pleinen
in stad of land razen ontelbare treinen
glijden over onnoembare sporen
zo zacht dat niet is te horen
hoe stilaan de toekomst nadert
zonder dat deze vergadert
over wat komen gaat of niet,
het leed, de pijn en het verdriet
om hoe het had kunnen zijn
wanneer het ongefundeerd chagrijn
achterwege was gebleven.
Man, dat zou pas een zegen zijn!

De meesterknecht verliet zijn meester en begon voor zichzelf
in het kleine pand, niet zo ver van het strand
waar geen zee te hoog voor hem ging
deed hij zijn waardevolle ding onder het donkere gewelf
verlichtte één enkele kaars zijn daden
waarover de mensen nog heel lang spraken
omdat het ieder van hen in staat had gesteld
zowel de toekomst als het verleden te bewaren.