As soon as Tork and his dog are aboard the bark
starts off. The sails hang loose in the absent wind en yet the boat floats, or
rather: drifts in the right direction in a higher speed then the gulf stream can
explain.
The passenger assimilates the new environment. A
clean wiped deck, everything competent stowed as if a storm is expected. The
woodwork seems old and can use a brush, but the bark makes the solid and robust
impression to challenge a hurricane.
Tork has no idea how long the journey will take
and has no intention of asking the in the pit together clewing sea creatures. No-one
seems to manage the boat and yet they navigate in a straight line from the
shore to open water and the other side, as he hopes.
The headband is still hidden under his shirt and
he wonders what to do with it. Payment for the way across, but as long no-one demands
it he won’t give it to the creeps which are pirates according to Shaah. They
don’t do much; sit in distorted positions together and look all like brothers that
crawled out of the same hideous egg. Their stubby shapes reach
bearly Torks’ loin. The most
massive is their head with the overall dominating yawning mouth; bold as a picked
chicken where even their color reminds of; eyes like pins points in the mass that
seems to be modeled by children hands from sick clay. No visible nose or ears why
it isn’t clear if they can smell, but with their hearing seems nothing wrong. No neck neither. The too
large head seems powerful glued on the body from which a number of long grabbers
extend that end in three fingers with which they hoof themselves.
De
passagier neemt de nieuwe omgeving in zich op. Een schoongeveegd dek, alles
vakkundig gestouwd alsof een storm wordt verwacht. Het houtwerk lijkt oud en
kan een kwast gebruiken, maar de bark maakt de stevig robuuste indruk om een
orkaan te trotseren.
Tork
heeft geen idee hoelang de reis gaat duren en is ook niet van plan het de in de
kuil van het dek samenkluwende zeewezens te vragen. Niemand lijkt de boot te
besturen en toch varen ze in rechte lijn van de oever naar open water en de
overkant, naar hij hoopt.
De
hoofdband zit nog verborgen onder zijn shirt en hij vraagt zich af wat ermee te
doen. Betaling voor de overtocht, maar zolang niemand het opeist zal hij het
niet aan de griezels geven welke volgens Shaah piraten zijn. Ze voeren niet
veel uit, zitten in verwrongen houdingen samengeklit. Onderling lijken ze op
broers die samen uit hetzelfde wanstaltige ei kropen. Hun gedrongen gestalte
reikt nauwelijks tot Torks kruis. Het meest massief is het hoofd met de alles
dominerende gapende muil, kaal als een geplukte kip waar zelfs de kleur aan
doet denken. Ogen als speldenpunten in de massa welke door kinderhanden uit
zieke klei lijkt geboetseerd. Geen zichtbare neus of oren zodat het onduidelijk
is of ze kunnen ruiken, maar aan hun gehoor lijkt niets te mankeren. Evenmin
een nek. De te grote kop lijkt met kracht op de romp geplakt waaruit een aantal
lange grijpers steken die in drie vingers eindigen waarmee ze zich
voortbewegen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten