Elfen spraken niet over trollen die zij als de vloek van hun wereld beschouwden, namen het woord zelfs niet in de mond wat een mens zeker wel zou hebben gedaan om iemand uit te schelden bijvoorbeeld. Het was Merlijn die mij erover onderrichte nog voor ik er een te zien kreeg. Zijn verhaal was als waarschuwing bedoeld, maar ook als verklaring waarom elfen een hekel aan mensen hadden.
Zo’n tienduizend jaar geleden ontstond er een zwakte in een van de linken tussen beide werelden waarvan trollen gebruik hadden gemaakt om tot de menselijke wereld door te dringen waarna het hun was gelukt hun eigen DNA met dat van mensen te vermengen. Het was niet veel, niet desastreus, maar het verklaarde wel waarom de toen levende mens van het libertijnse pad was afgeweken en naar een samenleving was gegroeid die meer en meer op bezit en hebzucht werd gericht. Het eigen gewin werd de impuls, de drijfveer waarop de mens als wezen evolueerde: een Gollem in hobbit gedaante zogezegd.
Diegenen die het eerst waren besmet kregen al gauw de overhand. Ze waren lichamelijk sterker, maar wat belangrijker was: ze verloren het oorspronkelijke mededogen en de waardering voor het groepsbelang. Die eersten vormden al snel de overheersende kaste waaruit zich later de adel zou ontwikkelen die dankzij inteelt juist hun trol-eigenschappen versterkten waarmee ze hun lagere medemensen steeds verder wisten uit te buiten.
Natuurlijk sijpelde het trolDNA steeds verder naar onderen omdat de adel hun seksuele escapades niet tot de eigen sponde beperkten maar zich alles toe-eigenden waarop ze de hand konden leggen met als gevolg dat hebzucht steeds verder verspreid raakte tot ieder mens wel een druppeltje trollenbloed in zijn aderen had.
Hoe gering ook, elfen roken dat beetje trol in de mens, wat een onbewuste afkeer genereerde die altijd meewoog in de beoordeling van een menselijk individu. Hoe goed ik bijvoorbeeld ook met hun boog zou leren schieten, het kon die verre afstamming nooit compenseren zo diep zat de aversie ingebakken voor het wezen dat zij als de grootste bedreiging voor de eigen soort beschouwden. Maar hoe groot was die bedreiging werkelijk?
Trollen waren in de meerderheid. Tegenover elke elf konden zij tenminste twee exemplaren zetten, waarschijnlijk meer, want hun precieze aantal was niet bekend. Elke openlijke slag echter werd steevast door de elfen gewonnen met een minimum aan verlies, maar met maximale verliezen voor de vijand, waarom geregelde veldslagen tussen beide soorten niet meer voorkwamen. Hun oorlogvoering was geëvolueerd naar een kat en muis spel, waarbij de onwil om te doden de elfen parten speelden. Al waren zij met tien, ze zouden zich verbergen als ze een enkele trol in het bos tegenkwamen omdat een confrontatie gebood dat ze de zwakkere tegenstander zouden moeten doden. Ze zouden ook nooit een vergeldingsaanval op een van de ondergrondse trollenburchten organiseren. De confrontaties tussen beide soorten gebeurden daarom altijd op initiatief van de gehate trollen die opereerden vanuit hun sterke hebzucht naar het zo begeerde vlees. Ze hadden het niet nodig om te overleven, want ook voor hen was er voedsel in overvloed. Ze werden gedreven door de drang om te hebben, zoals mensen achter de mare aanhollen dat er ergens goud is gevonden. Ze wisten dat veel van hen het leven zouden laten, maar de drang was te sterk om te negeren, en de overlevenden zouden tenminste een paar elfenlijken mee naar huis kunnen slepen om ze daar grauwend en grommend te verslinden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten