Ik zag het boswitje
fladderde voor mij uit en krioelde opnieuw tot rups
banden reden paden tot gort en ploegden akkers
tot moes boeren en savooien
stonden er nog spruiten als laatste winterrest
van het voorjaar
Gelukkig, de zon schijnt
stralen over de velden schaduwen in de heuvels
draalt het weldra achter wolken
flarden die het water grijzen het groen verbleken
en donker naar zwart doen tinten
Het maalt niet
de molen staat stil in de bries
fluit langs mijn oren en hoort
boort zich tussen bomen en struiken
in het lichte avondrood van een vroege morgen
Dag pauwoog met je vleugels van parelmoer
je veren glanzen als albast
kraste de kraai jaloers en viel de havik aan
om zijn kuikens te beschermen
tegen het geweld dat overal waart
maar niet waard is om te vellen
I saw the wood white
fluttered in front of me and swarmed back to caterpillar
tires drove paths into gunk and plowed fields
to tracks of Kale and Savoy
still filled with Sprouts as a last Winter remnant
of Spring
Fortunately, the Sun shines
rays over the fields shadows in the hills
hesitating soon behind clouds
patches will water turn to grey pale the Green
and darken it into black shades
It doesn’t grind
the mill stands still in the breeze
flutes along my ears and listen
drills between trees and shrubs
in the bright evening red of an early morning
Peacock with your wings of Pearl
your feathers gleam like Alabaster
croaked the jealous Crow and attacked the Hawk
to protect his chicks
against the violence that goes around everywhere
not worthy to judge
Geen opmerkingen:
Een reactie posten