Het bos werd dichter, al was er genoeg licht ondanks het dikke bladerdak. Het was midden op de dag. De zon onzichtbaar hoog zond gele spikkels tussen het groen. Aan mijn voeten kabbelde een beekje, meest verscholen onder varens. Ik vulde mijn veldfles tussen de kiezels die onzuiverheden filterden zodat ik ervan kon drinken, wat ik ook deed, al viel mijn dorst wel mee op deze hoogte.
Ik had vooral honger en niets te eten. Ver van de bewoonde wereld was ik op mezelf aangewezen en dat was niet voor het eerst. Zeker in een bos als dit zou er genoeg te vinden zijn. Ik kon strikken zetten, wortels uitgraven… Temidden van zoveel overvloed maakte ik mij weinig zorgen.
Eigenlijk verbaasde het mij niet toen ik het huisje tussen de bomen zag. Het leek klein, maar ook te groeien terwijl ik dichterbij kwam zag ik dat het groter was dan je op een moeilijk te bereiken plaats als hier zou verwachten.
De poort-achtige deur ging open. In de opening verscheen een statige grijsaard gekleed in een lang hagelwit gewaad. Hij hield een knoestige stok in de hand waarop hij leek te steunen.
“Kom binnen”, noodde hij, waarna ik wat verbaasd over de drempel stapte van wat nu toch weer een eenvoudige hut leek met daarin een ruw houten tafel vol gestouwd met vers gemaakt eten. “Tast toe!” sprak de grijsaard.
De overdaad smaakte, al at ik niet teveel van het voedsel dat proefde of het door een sterrenkok was bereid. Ik keek rond maar zag nergens een stookplaats of zelfs maar een deur waarachter een keuken verborgen kon zijn.
De grijsaard keek glimlachend hoe zijn gast at, wachtte geduldig tot ik verzadigd was voordat hij sprak: “Ik ben Merlijn.”
Ik keek hem aan. “De tovenaar?” De grijsaard knikte. “Dan moet u vreselijk oud zijn. Nog ouder dan Sinterklaas.”
De oude glimlachte. “Sinterklaas bestaat niet.”
“Maar Merlijn wel!”
“Dat zie je toch! Ik manipuleer mijn omgeving zoals een goochelaar een spel kaarten”, sprak de grijsaard wat verongelijkt. “Ik wist dat je honger had nog voor je hier aankwam. Dat kan alleen een tovenaar.”
“Glazen bol zeker?” schamperde ik op mijn hoede.
“Welnee. Er hangen overal camera’s in het bos, maar die registreren niet dat je honger hebt.”
“Ik heb geen camera gezien!”
“Het nieuwste van het nieuwste. Piepkleine webcams; goed verborgen.” De man wees met zijn stok naar een van de wanden die leek terug te wijken en een ruimte met schermen en consoles onthulde die er niet was, en toch zag ik het. Talloze schermen die het bos lieten zien. Plaatsen waar ik was geweest, maar ook die ik niet herkende. Ik zag het maar geloofde het nog steeds niet. “Een techneut die denkt dat hij tovenaar is.”
Merlijn zuchtte. “Ga zitten. Ik zal je enkele verhalen uit mijn leven vertellen.”
Ik zat al, haalde mijn schouders op. Ik had goed gegeten, was verzadigd, en om mijn dankbaarheid te tonen zou ik luisteren. Wie weet zat er iets amusants tussen dat ik later bij mijn vrienden kon herhalen…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten