vrijdag 1 februari 2019

Epos over de mens XLVII



Er was eens het paar dat nog lang en gelukkig leefde,
waaraan de rijke schat van kinderen kleefde,
de trots van al wie neukt en dat doen velen…

Gajes voor de helft en het andere half gespuis
oordeelde zij wat snel en onbesuisd
toen het schommelvrouwtje hen passeerde
keek ze giftig, kwaad misprijzend, maar keerde
zich toch nog om om hen uit te jouwen,
al het gif in haar schommeltassen te stouwen
waaruit ze het ook weer liet, een voor een,
soms alles tegelijk, vloog over straat
zoals dat gaat, altijd tegen het zere been.

De hoge pief kwam thuis niet aan zijn gerief
waar hij nog bij mammie woonde, hoewel…
zij hem toch ook nog kroonde tot het gevaarlijkste
jongetje uit de buurt, nam hij het op, sloeg voor hun kop
wie zich misdroegen, al had hij werkelijk geen sjoege
hoe gevaarlijk hij deed toen ze hem treiterden
en schopten, toen ze zijn brilletje verstopte,
hij langzaam in het diepste zwart vergleed.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten