dinsdag 19 februari 2019

Epos over de mens LXIV


Als ik naar buiten kijk, naar al dat gezeik,
naar de eenvormige rijen huizen,
naar het grijs van de lucht,
dan bedenk ik met een zucht,
wij mensen zijn niet anders dan parasiterende luizen!

Ik zag god vandaag,
hij ging gekleed in strepen
met ’n strepen mutsje op zijn hoofd,
de kleur deed niet ter zake,
alles was zwart wit.

Het is toch fantastisch wat er allemaal beweegt,
dat wij niet eenzaam zijn en van alles verlaten?
Maar nee; vogels kakken op mijn dak, mollen graven hopen in de tuin
en niet te vergeten de mieren, muggen en die verdomde muizengaten.
De pest is al dat verdomde vee dat de goede god op de wereld zette,
bovendien scheelt er iets aan het weer
met al die regen, kou en zo meer…
Als die stomme Eva niet zo eigenwijs was geweest
dan hadden wij het paradijs en vierden alle dagen feest.
Godverdomme!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten