vrijdag 15 februari 2019

Epos over de mens LXI



De mens als soort is ongehoord zelfzuchtig
al lijkt ze nijver, duchtig bij te dragen
aan het schaven van haar beschaving,
vliegen de spaanders in het rond
met het onbesef van hoe ongezond
dit afval hemzelf ontdoet van leven,
is het hem om het even zolang de welvaart groeit
stoeit het lustig voort tot aan de poort
waardoor het zal verdwijnen,
de generaties weg zullen kwijnen
die de ratrace niet in gang hebben gezet,
er zelfs niet van kunnen profiteren
omdat de tijd die rest te kort zal zijn
om het winstbejag nog af te leren.

Waar eens de wouden groeiden graast nu het vee,
verandert groen in kale vlaktes na het consumeren
zijn modderstromen niet langer te weren,
door niets nog tegen te houden verworden rivieren tot riolen,
smelten laag na laag de polen, stijgt water in de dalen
en toch laat wie eraan verdient zich voor dit verlies betalen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten