vrijdag 15 februari 2019

Epos over de mens LX


Mooi weer kluistert mij aan huis want mijn schoenen lekken
water krult mijn tenen en verstijven de pas die door de heuvels slingert
achter de paden aan krieuwelt gras de zolen die nauwelijks nog
zoden aan de dijk zetten nadat hij werd geslecht door slecht weer
dat zo goed niet was dankzij hevige buien van mosterdgas en mayonaise
smeet ons buiten uit het huis dat langzaam de berg afgleed
de modder achterna, vroeg de zoon aan zijn pa, waar dit moest einden
toen het al afgelopen was kwam ik boven en keek om me heen
naar wat was geweest maar nu verdwenen, stond ik op mijn tenen
om verder te kijken dan mijn neus lang, over het hoge gras
dat ons allen de das omdeed in groen, geel en rood, was ik als de dood
dat dit het laatste eindje was, het allerlaatste stukje dat restte
van al het vele dat ooit was geweest voor de mens het uiterste testte
en daarmee tot ver in de omtrek de schreef overschreed van wat toelaatbaar was.

De lente is in het land, maar het dwarrelt zo wit naar beneden,
zouden de goden wellicht een jaargetij zijn vergeten?

Bakken sneeuw vallen uit de lucht, verpletteren de moraal
van vale valsheid en ondergedoken mededogen dat zienderogen
meer terrein wint dan mij lief is of mijn lief kan behagen
dat schragen op een nationaal belang waarmee velen zich behangen
terwijl verlangen de benepenheid overstijgt koestert de prul
het gelul in de straten maar heeft daarbij niet in de gaten
dat het tenslotte zichzelf de das omdoet, zo goed en zo kwaad
het gaat probeer ik mij te handhaven tussen alle slaven
van prominente menners die steeds meer kansen lijken te krijgen
elk volk aaneen te rijgen tot blinde legers van angst en haat
die geloven in de staat van eigenwaan tot ook zij massaal
naar de mallemoeren gaan, in lange colonnes worden afgevoerd,
afgedankt en uitgespuugd door wie zij voorheen nog hadden gevloerd
vertrappen dan de ondergeschoven de betweters van weleer
zonder te beseffen dat zij daarmee eender zijn, evenzeer
als wie hen knechtte om het eigen gelijk te bevechten
achter het vaandel dat zij droegen, al wie zwakker was sloegen
tot de dood erop volgt in blind vertrouwen dat zij aan het eigene bouwen
waar eigen steeds vergaat, nooit hetzelfde is schuilt juist het gemis
van wie wenst te behouden wat voor hem het voordeligst is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten