De mensheid is aan haar proefstuk toe en faalt
omdat zij haar onzin nergens haalt,
het zelf verzint en denkt beter te weten
terwijl haar gedrag van stinkende scheten
tussen de eigen gebouwde muren knallen,
zij wat dom voor zich heen staat te lallen
met haar wijsheid in onderpacht,
heeft het haar tot hiertoe niet veel anders gebracht
dan oorlog, ellende, ziekte en dood,
denkt zij van zichzelf zo groot
ze nooit geschapen was en onbedoeld
weet niemand nog wat zij voor zichzelve voelt,
als geheel toch niet, nadat zij in individuen uit elkaar werd gespat.
De duif koert sinds jaar en dag dezelfde toon, hetzelfde gelach
dat buren in hun dronken bui vooral op zondag etaleren
wanneer ze trachten te jongleren op de reling van het balkon
vanwaar ze zingend te pletter storten, want ik wist niet dat ik dat kon
om van zo verre met proppen te schieten dat zij ervan verschoten,
zich verslikten in hun vals gekweel van telkens gemiste noten,
kauwde ik ze nog eens her en na terwijl zij tussen de rozen doken
die er niet aan konden doen dat ze door hen werden gebroken,
bleef de duif ferm op haar post waar ze koerde zo vals de buren,
haar reeksen roffels bleven maar duren.
Ik kwam de biker tegen in het beschermde bos
waar ik hem sloeg met een beukenhouten stok
tot hij van de helling stortte.
Zijn fiets in kreukels.
Hijzelf in stukken, waren de brokken niet te lijmen,
maar het ergste was dat elke vogel schrok
van het kabaal waarmee hij door de struiken brak
en tenslotte bleef haken aan een door hem gebroken tak.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten